dinsdag 5 oktober 2010

Samenvatting Hoofdstuk 4 Meandra

De consument staat centraal. Hij draagt zelf bij aan de totstandkoming en groei van media en heeft dus een participerende rol. Wanneer je een strategie gaat ontwikkelen moet je weten wat de doelgroep beweegt en wat deze met media doet.
Participatiecultuur: mensen nemen interactief deel aan allerlei activiteiten. Consumenten gaan actief deelnemen aan de creatie, circulatie en interpretatie van media.
Drie kenmerken voor de mate van participatie:
-          Interpretatie: wisdom of crowds (publiek actief betrokken bij de betekenisbepaling van een cultuuruiting)
-          Reconfiguratie: user generated content (bijv. Weblog, Hyves, YouTube)
-          Constructie: cocreatie (toevoegen van nieuwe elementen)

Uses and gratifications: het mediagebruik van de consument is gebaseerd op individuele behoeften (uses) en verlangens (gratifications).

Generatie C: groep mensen die, ongeacht hun leeftijd, informatie op het internet beschikbaar stellen en privacy soms nauwelijks belangrijk lijken te vinden. Deze mensen zijn de toekomstige consumenten die zich actief op het internet presenteren, controle hebben en content genereren.

Sleutelwoorden sociale media: samenwerken en informatie delen.
Kenmerken sociale media: communicatie in de vorm van conversatie/dialoog, actueel: de inhoud wordt continue geüpdatet, deelnemers zijn mensen en geen organisaties, openheid en transparantie, de inhoud is vaak deelbaar via de nieuwste technologie door mideel van gadgets en embed-codes, samenwerken, maken, pull- in plaats van push-medium, gebruiksvriendelijk, toegankelijk: iedereen kan deelnemen en zijn stem laten gelden, makkelijk doorzoekbaar en democratisch georganiseerd.

Eigenschappen nieuwe media:
Multimedialiteit: combinatie van woord, beeld en geluid. Nieuwe combinaties van digitale verschijningsvormen van oude media.
Virtualiteit: sociale media bieden de mogelijkheid om virtuele werelden te simuleren.
Interactiviteit: mate waarin de consument controle heeft over de informatie- en communicatiestromen.
Connectiviteit: de verschillende mediagebruikers en hun technologische hulpmiddelen zijn met elkaar verbonden.

Intermedialiteit: wisselwerking tussen verbeeldingsprincipes van twee of meer media, waardoor er nieuwe verbeeldingsprincipes ontstaan.

Sociale netwerksites: user generated content, bijv. Hyves, Facebook. Vier soorten: vriendensites, zakelijke sites, sites die mensen met een gemeenschappelijk interessepatroon aan elkaar verbinden, community’s voor bedrijven.

Zeven bouwstenen voor het sociale web: identiteit, aanwezigheid, relaties, conversaties, groepen, reputatie, delen.

Weblogs/blogs: websites waarop door bloggers regelmatig nieuwe berichten worden gepubliceerd waarop mensen vervolgens weer kunnen reageren en waarbij het nieuwste bericht bovenaan staat.
Zes typen weblogs: persoonlijke weblogs, specialinterest- of bedrijfsweblogs, gesponsorde weblogs, corporate weblogs, communicatie- of kennismanagementtool, microblogs.

Weblogs kunnen een positief effect op de reputatie van een bedrijf hebben als ze gebruikt worden als middel om met, en niet alleen naar, hun omgeving te communiceren.

Mash-up: en website die informatie en diensten van twee of meer externe databronne haalt en deze met elkaar combineert.
Vier soorten mash-ups: combineren, verzamelen, zoeken, aggregeren.

Widgets kom je vooral tegen bij social network sites. Facebook is koploper op dit gebied.

Twaalf principes van de beschaving: doel, identiteit, reputatie, beleid, communicatie, groepsvorming, omgeving, grenzen, vertrouwen, uitwisseling, uitdrukking, geschiedenis.

Internet is de belangrijkste component voor crossmedia-entertainment. Vijf soorten relevante internetactiviteiten zijn:
-          Sporen en aanwijzingen die online worden achtergelaten
-          Herstructurering van de chronologie
-          Ruimtelijke visualisatie
-          De cognitieve functie van chaotische structuren en ruimtelijke visualisaties
-          De achterhaalbaarheid van de informatie

Er zijn een aantal webgeneraties. Web 1.0 was vooral gefocust op de technologie van het web zelf. Belangrijk bij Web 2.0 is user generated content. Het grootste verschil is dat bij Web 1.0 vooral informatie werd gegeven en bij Web 2.0 is een grote mate van interactiviteit. Er wordt dus ook informatie gegeven en niet meer alleen gekregen. Alles is dynamischer. Web 3.0 wordt ook wel het semantische web genoemd en geeft betekenis aan alle dingen die er op internet te vinden zijn. Dit wordt gezien als de ideale vorm van crossmedia. Bij het semantische web moet de computer relaties kunnen leggen tussen de onderwerpen op die ene pagina en die op een willekeurige andere pagina op het web.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten