donderdag 30 september 2010

Stelling week 3 Denise

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Ik ben het niet eens met deze stelling. Een autonome/transmediale conceptaanpak wordt vooral gekenmerkt doordat er van het ene medium naar het andere medium wordt gegaan. Elk medium vult het andere weer aan door middel van de specifieke kwaliteiten van het medium. Deze aanpak werkt vaak bij films (hierbij worden games en bordspellen gemaakt), er onstaat een game- community.

Bij afhankelijke/geintegreerde conceptaanpak is de media als het ware met elkaar versmolten. Hierbij kun je meerdere doelstellingen binnen een communicatiedoelstelling behalen.Bijvoorbeeld bij het televisieprogramma X- factor wordt hier gebruik van gemaakt. Er is een wisselwerking tussen televisie en de telefoon.

Het ligt hierbij wel aan de communicatiedoelstelling en welke doelgroep je wilt bereiken, dus een afhankelijke/geintergreede conceptaanpak hoeft niet per definitie effectiever te zijn dan een autonome/transmediale aanpak.

Stelling week 3 Meandra

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Ik ben het niet eens met deze stelling. Bij marketingcommunicatie wil je een product of dienst verkopen. Hierbij is het niet zo dat je altijd maar één doelgroep wilt bereiken. Wanneer je gebruik maakt van het afhankelijk concept dan is er wel maar één doelgroep. Terwijl bij een autonome aanpak meerdere doelgroepen bereikt worden. Als je dus meerdere doelgroepen wilt bereiken kun je beter kiezen voor een autonome aanpak.

Is het je doel om meerdere doelstelling te behalen dan kun je beter gebruik maken van het afhankelijk concept. Alle afzonderlijke media vullen elkaar dan helemaal aan. 

woensdag 29 september 2010

Stelling week 3 Michelle

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Ik ben het niet eens met de stelling. In dit geval gaat het dus om marketingcommunicatie (reclame maken voor product/merk, populairder maken etc.). Wanneer je kiest voor een afhankelijke conceptaanpak, betekent dit dat er verschillende media zijn die elk afhankelijk zijn van elkaar. Consumenten worden dus als het ware gedwongen om van verschillende media gebruik te maken om het gehele concept te begrijpen. Dit wil niet per definitie betekenen dat het een de marketingcommunicatie effectiever maakt. Als consumenten het verwarrend of vervelend vinden om verschillende media te moeten gebruiken, zal het leiden tot geen of een klein succes.

Stelling week 3 Raymond

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.


Ik ben het niet met deze stelling eens. Het is niet zo per definitie dat een aanpak beter is dan de andere, het hangt heel erg van de doelstelling af


Ten eerste is het belangrijk om te weten wat de doelstelling is. Als het de doelstelling is om in een korte periode bijvoorbeeld Harry Potter populair te maken zal een afhankelijke geintegreerde aanpak het beste zijn. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten media dus waar je ook bent, Harry Potter is overal te zien.


Stel dat de doelstelling is om over meerdere jaren Harry Potter tot icoon te maken is het misschien handiger voor een autonome aanpak. Met deze aanpak kan je elke keer iets nieuws toevoegen. Elk jaar een nieuw spel of een nieuwe game verlengd ook de tijd waarin de doelstelling behaald kan worden. Bij een afhankelijk concept kan het zijn dat het na een tijdje saai wordt er geen nieuwe dingen toegevoegd worden. 

Samenvatting wk 3 Raymond

In een crossmediaal concept kan het gebruik van tekens/kanalen drie verschillende relaties met elkaar hebben namelijk overeenkomstig, verwijzend en esthetisch.
Overeenkomstig
Overeenkomstig houdt in dat de verschillende kanalen met elkaar overeenkomen. Zo is het bijvoorbeeld dat het geluid van een tv-commercial als radio-commercial gebruikt wordt. Dit is ook logisch omdat de doelgroep herkent dat deze commercials van een zender zijn.
Verwijzend
Hiermee wordt bedoeld dat in het ene kanaal verwezen wordt naar het andere kanaal. Een voorbeeld is de tv serie Spangas waar na de tv uitzending verwezen wordt naar de website waar de uitzending als het ware doorgaat. Het is belangrijk dat de informatie waarnaar verwezen wordt, anders is dan de oorspronkelijk info. Anders heeft het geen zin om daar naar te verwijzen. Het moet echt iets nieuws toevoegen.
Een belangrijke reden waarom dit gedaan wordt is om geld te verdienen. Zo kan er bijvoorbeeld reclame verlengd worden.
Esthetisch
Hiermee wordt bedoeld dat de uitingen een soort van gevoel te weeg brengen. Het is de bedoeling om een bepaalde merk een gevoel op te wekken die voor iedereen hetzelfde is. Elke media-uiting is anders en toch wekt het hetzelfde gevoel op.
Er zijn drie drijfveren voor het inzetten van een crossmediaal concept namelijk de technologische, economische en de culture ontwikkelingen.
Technologisch
Het gaat hier om de drijfveer om nieuwe kanalen te gebruiken. Er komen steeds meer nieuwe kanalen bij die gebruikt kunnen worden. Daarbij is het belangrijk om te realiseren wat het doel is van de inhoud en hoe dit aansluit op de wensen van de doelgroep
Economisch
Het idee hierachter is dat door inzet van crossmedia de omzet van een product verhoogt kan worden. Door te verwijzen naar een online shop kan het zijn dat er sneller producten besteld worden waardoor de omzet dus stijgt.
Cultureel
Door de omgeving waarin met leeft, heeft met behoefte aan nieuwe manieren van mediagebruik.  Men wilt zelf kiezen welke instrumenten zij gebruiken.  Er zijn drie verschuivingen die plaatsvinden bij het mediagebruik. De dominantie van media veranderd. Internet is nu belangrijker dan televisie. Ook is de rol van bepaalde media veranderd ten opzichte van vroeger. De commerciële omroepen spelen een grotere rol dan eerst bijvoorbeeld. Tot slot is het zo dat elke generatie nieuw mediagedrag heeft. Op dit moment wordt er veel van het internet gebruik gemaakt terwijl er vroeger veel nieuws uit de krant gehaald werd.
Vervolgens kan het crossmediaal concept in twee vormen onderverdeeld worden. Het transmediaal concept betekent dat een verhaal over verschillende media verspreid wordt. Zo zijn er over een verhaal bijvoorbeeld boeken, films en games die wel met elkaar met te maken hebben maar niet achter elkaar opvolgen. Dit vergroot de doelgroep van het verhaal. Er zijn namelijk mensen die minder van lezen houden dus ze kijken een film.
Het afhankelijke geïntegreerde concept houdt in dat elke ingezette media met elkaar versmolten zijn. Dat betekent dat elk medium een toevoeging is op de andere en zij samen een verhaal vormen. Als er een medium mist, mist er ook een gedeelte van het verhaal. Sturing geven aan het steeds omschakelen van medium heet cross-over. 

Samenvatting hoofdstuk 3 Denise

Crossmediale conceptvormen
Om een goed crossmediaal concept te kunnen ontwikkelen moet je weten hoe de markt in elkaar zit en wat het speelveld inhoudt. Conceptontwikkeling is het uitwerken van een thema, verhaal of idee dat tot de verbeelding spreekt. Het kan worden vergeleken met een verhaal, via verschillende media wordt dit verhaal verteld. Crossmediale concepten vereisen een hoge mate van creativiteit en originaliteit om de consument te bewegen van het ene medium over te gaan naar het andere.

Hierbij moet je rekening houden met de speerpunten; storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie. Wat is relatie tussen de verschillende content? Hoe verhoudt de content zich tot elkaar?
Iconische relatie: Volgens Van Vliet is er sprake van iconische relatie wanneer de content over verschillende kanalen een grote gelijkenis vertoont. Een voorbeeld hiervan is een televisiecommercial waarvan het geluid op de radio wordt uitgezonden. De meeste concepten zijn iconisch van aard.
Indexicale relatie:Dit zijn content die verwijzend zij van aard. Voorbeelden zijn krantenadverenties of televisiespotjes die verwijzen naar het internet. Dit heeft te maken met verdienmodellen, door over te schakelen naar een ander kanaal kunnen inkomsten gegenereerd worden.
Symbolische relatie: Van Vliet gaat er hierbij van uit dat de verschillende media- uitingen niet alleen naar elkaar verwijzen, maar ook appelleren aan een waarde die uitstijft boven de individuele uitingen. Voorbeeld Harry Potter; er is een boek, een film, een game en merchandise. Afzondelijk heeft elk medium een eigen waarde, maar de combinatie met andere media voegt daadwerkelijk iets toe aan de totaalbeleving.
Technologische drijfveren
Een technologische drijfveer voor crossmedia is de mogelijkheid tot het gebruik van verschillende nieuwe distributie kanalen.
Economische drijfveren, de doelgroep wordt via meerdere kanalen benaderd. Hierdoor wordt het bereik groter.
Culturele drijfveren voor crossmedia zijn nieuwe behoeften, een nieuwe levensstijl, nieuwe manieren van mediagebruik en een andere mediadagbesteding. Internet wordt belangrijker dan televisie.
Bij het crossmediale concept worden twee vormen onderscheiden: het transmediale (autonome) en het geïntegreerde (afhankelijke) concept.
Het autonome concept: Dit concept gaat uit van de gedachte dat een verhaal of merk geremedieerd en vervolgens verspreid wordt over verschillende media. De ingezette media staan geheel op zich zelf. Bijvoorbeeld het verfilmen van boeken. De gebruiker is geheel vrij in zijn keuze en kiest die media die het beste bij hem passen.
Het afhankelijke (geïntegreerde concept), dit is een ontwerp van een formaat waarbij de ingezette media gedeeltelijk of volledig met elkaar versmolten zijn. De eigenschappen van de afzonderlijke media vullen elkaar aan. Je kunt hierbij meerdere doelstellingen binnen één communicatiedoelstelling halen.

zondag 26 september 2010

Samenvatting Hoofdstuk 3 Meandra

Samenvatting Hoofdstuk 3 Crossmediale conceptvormen

Om een goed crossmediaal concept te kunnen ontwikkelen moet je weten hoe de markt in elkaar zit en wat het speelveld inhoudt. Als het concept niet goed is zullen consumenten het niet kopen.
Conceptontwikkeling is het uitwerken van een thema, verhaal of idee dat tot de verbeelding spreekt. Het vervult een behoefte. Bij conceptontwikkeling moet je rekening houden met de speerpunten uit hoofdstuk 2: storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie.

Drie verschillende tekens in relaties (Charles Peirce):
·         Iconen die een gelijkenisrelatie vertonen (overeenkomstig)
·         Indexiacale tekens die naar iets verwijzen (verwijzend)
·         Symbolen: tekens die op een conventionele overeenkomst berusten (esthetisch)

Deze verschillende tekens geven weer een beeld van de manieren waarop crossmediastrategie ingezet kan worden.

Een iconische relatie: content over verschillende kanalen vertoont een grote gelijkenis. Bijvoorbeeld televisiecommercial waarvan het geluid op de radio wordt uitgezonden.
Een indexicale relatie: Bijvoorbeeld televisiespotjes of krantenadvertenties die verwijzen naar het internet. Het is belangrijk dat de content waarnaar verwezen wordt anders is of anders aangeboden wordt dan bij het verwijzende medium.
Een symbolische relatie: verschillende media verwijzen niet alleen naar elkaar, maar appelleren aan een waarde die uitstijgt boven de individuele uitingen.

Er zijn drie drijfveren van crossmedia: technologische, economische en culturele. Door de ontwikkelingen op deze gebieden verandert het medialandschap en het is belangrijk je daarvan bewust te zijn.

Technologische drijfveren: de mogelijkheid tot het gebruik van verschillende nieuwe distributiekanalen, waarbij je nadrukkelijk ook de andere elementen moet betrekken die bij crossmedia een rol spelen.
Convergentie houdt in dat verschillende technologieën en/of marktpartijen naar elkaar toe groeien.
Economische drijfveren: crossmediaontwikkelingen hebben vooral een economisch karakter, want als je een product via verschillende media uitrolt, kun je de klanten op allerhande manieren van dienst zijn.
Culturele drijfveren: Nieuwe behoeften, levensstijl en nieuwe manieren van mediagebruik en andere mediadagbesteding. Consumenten nemen zo hun lot in eigen handen en creëren empowerment.
Drie soorten verschuivingen: tussen media onderling, gebruik van bepaalde media, elke nieuwe generatie ontwikkelt weer een nieuw mediagedrag.

Twee soorten crossmediaconcepten:
Het autonome 'transmediale' concept
Verhaal of merk dat verspreid wordt over verschillende media. De ingezette media staan geheel op zichzelf. Deze autonome media kunnen verschillende doelgroepen aantrekken. Vier deeleffecten voor multimediasynergie: bereikeffect, herhalingseffect, complementair effect, voorwaartse en achterwaartse overdrachtseffecten.
Fancultuur: fans organiseren conventies en gaan verkleed enz. Bijvoorbeeld Star trek.
Cocreatie: Fans bedenken zelf nieuwe verhalen, ideeën en films.
Entertainmentsupersysteem: concepten, een figuur, groep figuren die ontwikkeld zijn voor een bepaalde doelgroep en later grote commerciële successen worden voor verschillende doelgroepen. Bijvoorbeeld Pokémon, Batman en Oprah (echt persoon kan dus ook). Een supersysteem is cultuur-, generatie- en leeftijdoverschrijdend.

Het afhankelijk ‘geïntegreerde’ concept
Ingezette media zijn met elkaar versmolten. Er kunnen meerdere doelstellingen binnen één communicatiedoelstelling behaald worden. De eigenschappen van afzonderlijke media vullen elkaar aan en zijn dus complementair. Er is een homogene doelgroep.
Pervasive game: interactief spel waarbij voor het totaalplaatje meerder aangeboden media nodig zijn. Ze vervagen de grens tussen spel en realiteit en het spel gaat continue door. Het spel omgeeft de speler altijd en overal en de speler is zelf de hoofdrolspeler. Bijvoorbeeld de Nokia Game.
Cross over: de maker probeert sturing te geven om over te schakelen van het ene medium naar het andere.  Binnen het geïntegreerde concept is dit noodzakelijk.

Stelling week 2 Meandra

Transmediale storytelling en de mogelijkheid om hier een brede variëteit van entry points aan te bieden dragen bij aan de inzetbaarheid (en het succes) van een crossmediaal concept.

Ik ben het eens met deze stelling. Bij transmediale storytelling worden er verschillende media ingezet om een verhaal te verspreiden. Elk medium voegt iets anders/nieuws toe aan het concept. Hierdoor kunnen mensen op verschillende manieren het verhaal volgen. Door de brede variëteit van entry points bereik je denk ik veel doelgroepen, omdat iedere doelgroep zich aangetrokken voelt tot een ander medium. Bij Idols zullen bijvoorbeeld vooral jongeren op internet de deelnemers volgen. Ouderen zullen dit niet snel doen, zij zullen het vooral bij televisie houden. Door de verschillende media voelt de consument zich betrokken bij het product en er ontstaan steeds andere verhalen door de inzet van de consument.

Samenvatting Hoofdstuk 3 Michelle

Als de strategie is bepaald, kan er een concept worden ontwikkeld. Daarbij is het belangrijk dat je goed op de hoogte bent van de verschillende mogelijkheden. Er moet gekeken worden naar waar de consument zich bevindt, hoe de content van het ene medium zich verhoudt tot wat er in het andere medium gezegd wordt en hoe je de verschillende media precies inzet. Er is een onderscheid tussen langdurig aanrakingsmomenten en piekmomenten. Een langdurig aanrakingsmoment is datgene wat de mensen gedurende een langere periode een constante, meestal lichte of onbewuste prikkel geeft. In een piekmoment wordt het concept extra gepromoot.
Van Vliet stelt dat er bij crossmedia verschillende soorten content met een bepaalde relatie tot elkaar worden verspreid over meerdere kanalen. Om deze relaties te verklaren past hij dit toe op de semiotiek, de studie van tekens en tekensystemen. Semioloog Charles Pierce onderscheidt in relaties drie verschillende tekens:
- iconen die een gelijkenisrelatie vertonen (overeenkomstig);
- indexicale tekens die naar iets verwijzen (verwijzend);
- symbolen: tekens die op een conventionele overeenkomst berusten (esthetisch)
Van een iconische relatie is sprake wanneer content over verschillende kanalen een grote gelijkenis vertoont. Bijvoorbeeld een televisiecommercial waarvan het geluid op de radio wordt uitgezonden. Een tweede basisrelatie van content is verwijzend van aardà indexiaal. De belangrijkste motivatie voor de ontwerper om te verwijzen, heeft te maken met verdienmodellen: door over te schakelen naar een ander kanaal kunnen inkomsten gegenereerd worden. Bijvoorbeeld sms-diensten in combinatie met een televisieprogramma. Als laatste typeert Van Vliet een symbolische relatie. Hij gaat er hierbij van uit dat de verschillende media-uitingen niet alleen naar elkaar verwijzen, maar ook appelleren aan een waarde die uitstijgt boven de individuele uitingen.
Bij het ontwikkelen van een concept is het ook belangrijk om te weten wat de aard en de drijfveren zijn van crossmedia. De belangrijkste van deze drijfveren zijn technologische, economische en culturele ontwikkelingen. Een technologische drijfveer voor crossmedia is de mogelijkheid tot het gebruik van verschillende nieuwe distributiekanalen, waarbij je nadrukkelijk ook de andere elementen moet betrekken die bij het crossmedia een rol spelen. Crossmediale concepten hebben vooral een economisch karakter. Denk bijvoorbeeld aan een computerwinkel waar je online hardware kunt bestellen en deze vervolgens in de winkel kunt afhalen. Op deze manier zorg je voor een grotere tevredenheid onder je klanten, wat resulteert in loyaliteit en een grotere omzet. Culturele drijfveren voor crossmedia zijn nieuwe behoeften, een nieuwe levensstijl, nieuwe manieren van mediagebruik en een andere mediadagbesteding. Bij de verschuivingen die plaatsvinden in het gebruik van verschillende media zijn er drie patronen waar te nemen. Ten eerste vindt er een verschuiving plaats tussen media onderling. Tweede, heeft te maken met het gebruik van bepaalde media en de laatste verandering is dat elke nieuwe generatie eer een nieuw mediagedrag ontwikkelt, ook al zijn de veranderingen niet ingrijpend.
De drie verschillende vormen van crossmediale relaties zijn nauw verbonden met de verschillende conceptvormen die het crossmediale concept kent: het transmediale concept en et geïntegreerde concept. Het transmediale concept is vaak herkenbaar aan een merk dat via verschillende media-adaptaties uiteen wordt gezet. Deze autonome vorm is te vergelijken met ‘high-concept’(hoofdstuk 1). Het gaat uit van de gedachte dat een verhaal of merk geremedieerd en vervolgens verspreid wordt over verschillende media. Deze media staan op zichzelf en kunnen verschillende doelgroepen aantrekken met betrekking tot het mediagebruik. Op deze manier is het effect zo groot mogelijk. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van verschillende media versterken die elkaar. Fred Bronner heeft voor multimediasynergie vier deeleffecten gedefinieerd: bereikeffect, herhalingseffect, complementair effect en voorwaartse en achterwaartse overdrachtseffecten.
In tegenstelling tot het transmediale concept is het geïntegreerde concept een ontwerp van een format waarbij de ingezette media gedeeltelijk of volledig met elkaar versmolten zijn. Dit heeft te maken met de tekortkomingen die de betreffende media afzonderlijk hebben, maar ook met hun specifieke kwaliteiten. De eigenschappen van de media vullen elkaar dus aan en zijn complementair. Met het geïntegreerde concept kun je meerder doelstellingen binnen één communicatiedoelstelling halen en deze sturen en monitoren. De optimale vorm van een geïntegreerd concept is een pervasive game: een interactief spel waarbij voor het totaalplaatje meerdere aangeboden media nodig zijn.  Bij het geïntegreerde concept probeert de maker sturing te geven om over te schakelen van het ene medium naar het andere. Dit wordt ook wel cross-over genoemd. Cross-overs komen steeds meer naar voren in de vorm van mash-ups. Dit zijn websites die informatie en diensten van andere websites halen en met elkaar combineren (iGoogle).
Het mag duidelijk zijn dat wanneer er verschillende kanalen gebruikt worden om een bepaald concept over te brengen, de mediumspecifieke kwaliteiten vooropstaan. Hierdoor ontstaat er een bepaalde gelaagdheid in je crossmedialeconcept: je moet een boodschap of verhaal niet alleen tot je kunnen nemen, maar je moet je er ook in kunnen mengen als je dat zou willen.

zaterdag 25 september 2010

Stelling week 2 Raymond

Transmediale storytelling en de mogelijkheid om hier een brede variëteit van entry points aan te bieden dragen bij aan de inzetbaarheid (en het succes) van een crossmediaal concept.

Ik ben het niet eens met de stelling. Het is niet zo dat per definitie elk crossmediaal concept met transmediale storytelling succesvol zal zijn.

Het is wel zo dat er duidelijk over nagedacht moet worden hoeveel entry points er komen en wat er met die entry point gedaan wordt.

Een goed voorbeeld bij de televisieserie Spangas. Die serie gaat over het leven dan scholieren op een middelbare en aan het eind van de uitzending, bij de aftiteling, wordt er gezegd dat er op de site gekeken moet worden waarom een bepaalde personage een bepaalde handeling heeft uitgevoerd. 
Het verhaal is het leven van die scholier en de entry point zijn de tv en de website. In dit geval zijn er twee entry point en dat lijkt mij meer dan genoeg. Stel dat er 5 entry points zijn om te achterhalen waarom dat personage iets gedaan heeft, dan wordt dat erg onduidelijk en kinderen (de doelgroep) zullen teveel moeten denken. 

Ook moet transmediale storystelling bij de doelgroep passen. In het hierboven gegeven voorbeeld is de doelgroep aangetrokken door dit soort storytelling. Oudere mensen die hun lievelingsserie volgens, zullen waarschijnlijk niet de behoefte hebben om deze storytelling te volgen en dan zal het ook niet bijdragen aan het succes van dit concept.

donderdag 23 september 2010

Samenvatting Hoofdstuk 2 Meandra

Samenvatting Hoofdstuk 2 De speerpunten van een crossmediastrategie


De volgende aspecten spelen een belangrijke rol bij het uitzetten van een crossmediale aanpak: storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie, en cocreatie. Als deze elenemten goed worden ingezet, kunnen ze de consument stimuleren actief deel te nemen.

Storytelling
Storytelling is niet zomaar een verhaaltje vertellen. Het is het op de markt brengen van merken die een bepaald gemeenschappelijk gedachtegoed verantwoorden. Het is een krachtig middel om een bepaald gedachtegoed te koppelen aan een merk of concept dat je op de markt brengt. Storytelling moet mensen uitnodigen het verhaal verder te ontdekken via diverse kanalen (crossover) in andere contexten. Storytelling kan impliciet of expliciet gebruikt worden. Bij impliciete storytelling zorgt een visuele voorstelling of object ervoor dat mensen een verhaal met hun eigen fantasie invullen. Bij expliciete storytelling wordt een menselijke factor ingezet en dit verhoogt de beleving.
Er zijn twee verhaaltchnieken die het meeste voorkomen. De canonieke verhaalstructuur: de standaard structuur voor verhalen. De narratieve complexiteit die de grenzen van het medium binnen het verhaal opzoekt.
 Een canonieke verhaalstructuur streeft naar eenduidigheid, alle elementen zijn functioneel: ze maken een bepaalde vertelstructuur zo duidelijk en coherent mogelijk. Voordeel is dat het vaste patroon herkenbaar is voor de consument.
Het crossmediaconcept waarin consumenten centraal staan en waarin ze een actieve rol spelen, is gebaseerd op complexe narratieve strategie.
Transmediale storytelling is het vertellen van vschillende verhaallijnen over meerdere platforms. Het is een verhaal dat zich via verschillende media ontvouwt en waarbij ieder aspect iets toevoegt aan het geheel.
Succesfactoren voor het creeren van krachtige merken of sterke concepten: bepaalde mate van transparantie, authenticiteit of identificatiemogelijkheid.
Authenticiteit houdt in dat waargebeurde verhalen of verhalen met geloofwaardige, oprechte emoties eerder een memorabele beleving teweegbrengen. Het heeft te maken met hoe een product ontwikkeld wordt, waar de grondstoffen vandaan komen en met waar je als bedrijf voor staat. Sociale authenticiteit is dat klanten de kans krijgen zelf mee te bouwen aan jouw zaak.

Mediumspecificiteit
Mediumspecificiteit is datgene wat een medium onderscheidt van andere media. Draait niet alleen om techniek maar ook om emotionele betekenis. Voorbeelden: het grote bereik van tv en de interactiviteit van internet. Waar een bepaald medium tekort schiet laat je een ander medium bijspringen.

Usability
Het opbouwen van een langetermijnband met je consument is belangrijk. Dit kun je doen door te kijken naar de usability van een concept. Je moet nagaan wat de functie is van iets vertellen en je moet weten in welke mate het vertelde een plek in het leven van de gebruiker heeft. Usability van een crossmediaconcept: de mate waarin gebruikers in een bepaalde gebruikersomgeving een product kunnen gebruiken om hun doelen te bereiken. Je streeft naar effectiviteit, efficiëntie en tevredenheid van de consument.

Relevantie
Relevantie is de mate waarin de dialoog de juiste boodschap bevat, op het juiste moment via het juiste middel. Het gaat er om dat je de juiste kanalen gebruikt en niet dat je zoveel mogelijk kanalen inzet.

Cocreatie
De consument inzetten bij het ontwerpen of ontwikkelen van nieuwe producten is cocreatie. Consumenten krijgen hiermee een actievere rol in het creatieproces. Producten en diensten zullen dan meer aansluiten bij de wensen en behoeften van de gebruiker. Vier bouwstenen voor cocreatie zijn: dialoog, toegankelijkheid, risicoanalyse, transparant.


woensdag 22 september 2010

Stelling week 2 Denise

Transmediale storytelling en de mogelijkheid om hier een brede variëteit van entry points aan te bieden dragen bij aan de inzetbaarheid (en het succes) van een crossmediaal concept.

Ik ben het eens met deze stelling. Ik ben het eens met deze stelling omdat juist door transmediale storytellig er verschillende media worden ingezet om een verhaal te vertellen. Ieder aspect voegt weer iets toe aan het geheel van het verhaal. Doordat er zoveel verschillende media worden gebruikt voor hetzelfde verhaal, creeër je ingangen die mensen naar een bepaald product leiden. Doormiddel van deze zogenaamde entry points motiveert het mensen om om meer met het product te doen. De consument wordt hierdoor deelgenoot van het verhaal en voelt zich meer betrokken en dit versterkt en draagt bij aan de inzetbaarheid (en het succes) van een crossmediaal concept.

Samenvatting week 2 Denise

Aspecten die een belangrijke rol spelen bij het uitzetten van een crossmediale aanpak zijn storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie. Als deze elenemten goed worden ingezet, kunnen ze de consument stimuleren actief deel te nemen. Hierdoor vergroot je de kans dat andere consumenten het concept ook oppakken. De kracht van een concept staat los van de inhoud van het product of de dienst waarvoor een concept is bedacht.


Er zijn vijf elementen een belangrijke rol om vast te stellen hoe sterk een crossmediaal concept ontwikkeld kan worden:

Storytelling: De gebruikers worden actief betrokken bij de tekst. Zij kunnen reageren op de uitzendingen via een forum, content uploaden en content waarderen.
Mediumspecificiteit: Wat onderscheidt het ene medium van het andere? Bijvoorbeeld het stemmen via sms, dit genereert betrokkenheid en interactiviteit maar ook inkomsten. Internetgebruikers kunnen bijvoorbeeld hun eigen filmpje uploaden.
- impliciete storytelling: Triggert een visuele voorstelling of een object bij mensen een verhaal dat zze met hun eigen fantasie (verder) invullen.
- Expliciete storytelling: Verhoogt de beleving. Zorgt voor interactie. Bijvoorbeeld door het vertellen van persoonlijke verhalen.
Usability: Het opbouwen van een langetermijnband is belangrijk. Hierbij wordt de mate bedoeld waarin gebruikers in een bepaalde gebruikersomgeving een product kunnen gebruiken om hun doelen te bereiken. De drempel om te reageren is laag. De kijker heeft invloed op het verloop van het programma. Dit zorgt voor tevredenheid.
Relevantie:Een goed crossmediaal concept is beleving, betrokkenheid en ervaring ontstaaan bij de consument. Relevantie is als het ware de mate waarin de dialoog de juiste boodschap bevat op het juiste moment via het juiste middel. Bijvoorbeeld: Cup- a – soup = 16.00. Ander voorbeeld: Idols gaat een dialoog aan door de kijker mee te laten denken over het verloop van het programma.
Cocreatie: Samen nadenken over nieuwe software. Samen iets maken, samen betrokken zijn bij het bedenken van nieuwe ideeën, concepten of producten. Bijvoorbeeld tijdens Idols. De kijkers worden aangespoord mee te denken door middel van het stemmen.

Vertelstructuren zijn net als taal een universeel middel om orde te scheppen in en zin te geven aan de wereld om ons heen. Bij crossmedia komen vertelstructuren in de breedste zin van het woord voor.
De twee verteltechnieken die het meest voorkomen zijn:
De canonieke verhaalstructuur: de standaardstructuur voor verhalen.
Het voordeel hiervan is dat deze door de vaste patronen herkenbaar is voor de doelgroep. Nadeel: biedt weinig houvast voor interactieve media.
De narratieve complexiteit: de grenzen van het medium binnen het verhaal opzoekt. Door de gebruiker wordt er content gegenereerd en onderdeel vormt van het overkoepelende verhaal, dit met gerimixte content.

Stelling week 2 Michelle

Transmediale storytelling en de mogelijkheid om hier een brede variëteit van entry points aan te bieden dragen bij aan de inzetbaarheid (en het succes) van een crossmediaal concept.

Ik ben het eens met de stelling. Bij transmediale storytelling gaat het erom dat het verhaal (van bijvoorbeeld een nieuw product) zich via verschillende media verspreidt. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van een crossmediaal concept, dat ook gaat om het gebruik van verschillende soorten media. Doordat er verschillende soorten media gebruikt worden, kunnen consumenten toetreden via verschillende niveaus. Het verdiept de ervaring van de consument en motiveert om meer met het product te doen. Door de verspreiding van de verhalen over verschillende kanalen, onstaat er steeds een ander verhaal, dat het interessant maakt voor de consument. Als iets immers steeds hetzelfde blijft, haken de meeste consumenten al snel af.

Dus doordat een verhaal/product via verschillende kanalen aangeboden wordt, verandert het steeds wat leidt tot interesse van de consument. Dat draagt bij aan een de inzetbaarheid en het succes van een crossmediaal concept (gebruik van verschillende media).

zondag 19 september 2010

Samenvatting Hoofdstuk 2 Michelle

Samenvatting Hoofdstuk 2: De speerpunten van een crossmediastrategie
Het slagen van een concept heeft te maken met een duidelijk en goed communiceerbaar plan, de vanzelfsprekendheid van het concept, de mate waarin iets blijft hangen en of het aanzet tot meewerken. Bij het ontwikkelen van een sterk crossmediaal concept spelen vijf elementen een belangrijke rol: storytelling, mediumspecifiteit, usability, relevantie en cocreatie.
Storytelling: het op de markt brengen van merken die een bepaald gemeenschappelijk gedachtegoed vertegenwoordigen. Vroeger werden verhalen vaak schriftelijk verteld, de laatste jaren juist mondeling (met name door de opkomst van de tv). Storytelling kan impliciet en expliciet gebruikt worden. Bij impliciete storytelling zorgt een visuele voorstelling of object ervoor dat de mensen de rest van het verhaal er zelf bij verzinnen. Bij expliciete storytelling wordt een menselijke factor ingezet die de beleving van het verhaal verhoogt en soms zelfs invloed heeft op het verloop van het verhaal. Bij het vertellen van een verhaal, kan er gebruik gemaakt worden van twee verteltechnieken; de canonieke verhaalstructuur: de standaardstructuur voor verhalen en de narratieve complexiteit die de grenzen van het medium binnen het verhaal opzoekt. Het voordeel van de canonieke structuur is dat deze door de vaste patronen herkenbaar is voor de doelgroep. Het nadeel is dat het weinig houvast biedt voor interactieve media, waar de input van gebruiker een belangrijke rol speelt. Naast het bieden van eigen ruimte voor interactie en eigen inbreng van de bezoeker zijn ook een bepaalde mate van transparantie, authenticiteit of identificatiemogelijkheid succesfactoren van het belevingsvol toepassen van storytelling. Authenticiteit houdt in dat waargebeurde verhalen of verhalen met geloofwaardige emoties eerder een memorabele beleving teweegbrengen.
Mediumspecifiteit: een medium dat zich onderscheidt van andere media. Het draait hierbij niet alleen om techniek, maar ook emotionele betekenis. Om de verschillende media optimaal te kunnen gebruiken, moet je over de grenzen van de verschillende media heen denken: mediumneutraal. Je moet weten welk medium welk effect heeft op de doelgroep. Elk medium heeft unieke kenmerken. Welke media ingezet wordt, wordt mede bepaald door het rendement dat je wilt behalen met je crossmediale concept. Soms kun je media combineren, maar het kan ook leiden tot een media-explosie.
Usability: naast de bovengenoemde aspecten, is het opbouwen van een langetermijnband met je consument een belangrijk speerpunt binnen je strategie. Dit kun je doen door te kijken naar de usability van een concept. Voordat je iets vertelt, moet je nagaan wat de functie ervan is en moet je eten in welke mate het vertelde een plek in het leven van de gebruiker heeft. De kernwoorden die usability omschrijven zijn: product, gebruikersomgeving, effectiviteit, efficiëntie, naar tevredenheid, klantvriendelijkheid (blz 58).
Relevantie: de mate waarin de dialoog de juiste boodschap bevat, op het juiste moment via het juiste middel. Het gaat er dus niet om dat je zoveel mogelijk kanalen inzet, maar welke kanalen je inzet. Het gaat  erom dat je luistert naar wat de behoeften op een bepaald moment zijn.
Cocreatie: samen iets maken hoeft niet te betekenen dat men met elkaar samenwerkt, maar wel dat alle betrokkenen gezamenlijk zorgen voor nieuwe ideeën, concepten of producten. Inzetten van de consument bij het ontwikkelen of ontwerpen van nieuwe producten is belangrijk. Consumenten krijgen hiermee een actievere rol in het creatieproces. Gevolg is dat de producten en diensten meer aansluiten bij de behoeften van de consumenten. Cocreatie is het toevoegen van nieuwe elementen, door bijvoorbeeld zelf nieuwe applicaties te maken, door al bestaande applicaties aan te passen of door content en eigen ideeën toe te voegen.
Vier bouwstenen voor cocreatie: dialoog, toegankelijkheid, risicoanalyse en transparantie (Prahalad en Ramaswamy) Vele facetten van de bedrijfswereld zijn veranderd door: deregulering, nieuwe markten, nieuwe vormen van regelgeving, de convergentie van technologieën en industrieën, de alomtegenwoordige connectiviteit.

Samenvatting wk 2 Raymond

Om een succesvol crossmediaal concept te hebben, is het belangrijk om er verschillende aspecten bij de betrekken.
Storytelling betekent dat er een logisch verhaal zit in de strategie. Dit schept helderheid en de consument raakt betrokken bij het onderwerp. Daarbij is het belangrijk dat de doelgroep hier ook op kan reageren via forums, uploaden en waarderen van content.  Het zorgt ervoor dat het boeiend wordt.
Op dit moment zijn er heel veel mogelijkheden om verhalen door te vertellen. Het verschil met vroeger is de manier op een verhaal doorverteld kan worden en de gewone persoon is erg populair.
Er zijn twee soorten storytelling, namelijk impliciet en expliciet. Impliciet betekent dat het verhaal wordt vormgegeven aan de hand van een visuele voorstelling en expliciet betekent dat de menselijke factor wordt neergezet. Dit verhoogt vaak de beleving.
Ook zijn er meerdere structuren waarmee een verhaal verteld kan worden. Er horen we een aantal elementen in een verhaal namelijk de verhaallijn, personages en gebeurtenissen. De kritiek die een verhaalstructuur krijgt, is dat het verhaal van te voren bekend is en dat het daarom de vraag is of de doelgroep inderdaad invloed hebben op het geheel.
De structuren zijn de canonieke verhaalstructuur, de narratieve complexiteit en transmediale storytelling.
 De canonieke verhaalstructuur houdt in dat de vertelstructuur verdeeld wordt in twee delen. Het getoonde, dus datgene wat de kijker ziet en hoort, en het verhaal dat de kijker zelf bedenkt. Deze vorm van vertellen is erg herkenbaar onder de doelgroep omdat alle verhalen in één lijn zitten.
Uit de narratieve complexiteit is het crossmediale concept ontstaan. Dat betekent dat de narratieve complexiteit ook het uitgangspunt heeft dat de consument centraal staat.
Transmediale storytelling betekent dat er meerdere verhaallijnen over verschillende platforms verteld worden. Elke verhaallijn voegt iets toe aan het geheel. Het doel hiervan is om een uitgebreide entertainmentervaring te hebben via zo veel mogelijk verschillende media.
Wat deze drie punten hierboven nog meer kan versterken is authenciteit. Dat betekent dat (waargebeurde) verhalen met oprechte emoties meer beleving teweeg kan brengen.
Mediumspecifiteit betekent dat de media optimaal gebruikt worden. De eigenschappen van elk medium worden zo optimaal mogelijk gebruikt zodat er zoveel mogelijk geprofiteerd kan worden van hun eigenschappen. De eigenschappen die een medium heeft, bepaalt het gebruik ervan. Er komen steeds meer media dat het erg belangrijk is om van elke medium de specifieke kenmerken te weten. Het is ook erg belangrijk om niet teveel media te gebruiken want dit is niet altijd nodig. De consument zal teveel informatie binnenkrijgen.
Usabillity betekent dat het concept effectief en efficiënt moet zijn. De drempel tot interactiviteit moet laag zijn. Ook moet de doelgroep invloed hebben op het concept waardoor hun tevredenheid steeds meer wordt.
De stappen die aangeboden worden aan de doelgroep moeten relevant zijn. Ze moeten gemotiveerd zijn om die stappen te nemen (van medium naar medium) en ze moeten een mate van invloed hebben.
Tot slot moet er ook sprake zijn van cocreatie. Dit betekent dat de doelgroep wordt gestimuleerd om invloed te hebben op het concept. 

Stelling week 1

Michelle (2A): 

Ik ben het niet eens met de stelling. Ik vind dat de lancering van een product of dienst ook succesvol kan zijn zonder het gebruik online community. Ik denk alleen wel dat het combineren van verschillende media, waar het bij crossmedia ook om gaat, het lanceren van dit product of deze dienst succesvoller maakt. Een bedrijf kan de verschillende media gebruiken om meer merkbekendheid te krijgen onder de consumenten. Als ze streven naar een bredere doelgroep, is het ook slim om verschillende media te gebruiken waarin geadverteerd wordt. Als een consument geinteresserd is in het product of de dienst, zal hij ook zeker verder gaan kijken op bijvoorbeeld de site van het desbetreffende bedrijf. Een voordeel van crossmedia is dat het bedrijf er ook sneller en preciezer achter kan komen wat een consument van het product vindt. Denk bijvoorbeeld aan forums op sites waar de consument zijn mening kan geven. Er zijn verschillende voorbeelden te geven. Het RTLnieuws kijk je 's morgens op tv, maar je kunt het ook volgen via Hyves of Twitter. Nieuwe producten van Knorr koop je in de supermarkt, maar je ziet reclames op tv, leest erover in tijdschriften (Allerhande), kunt ze volgen op Hyves en op hun eigen site. Het inzetten van crossmedia leidt dus tot een groot succes, maar is niet alleen gebaseerd op online communicatiemiddelen!


Raymond Wajwakana CO 2A

Ik ben het niet eens met deze stelling. Deze stelling betekent dat een crossmediaal concept niet kan bestaan zonder een (online) community.

Een community is eigenlijk een groep mensen die iets gemeenschappelijk met elkaar delen in een bepaalde omgeving. Dit lijkt mij geen voorwaarde om een crossmediaal concept succesvol te maken. Deze stelling betekent namelijk namelijk dat als er een groep mensen iets gemeenschappelijk met elkaar delen, in dit geval de interesse in het onderwerp van het crossmediaal concept deze pas succesvol kan zijn.

In het boek staat dat de basis van een succesvol crossmediaal concept is dat het een band schept met de consument. Mensen die deel uitmaken van een community zullen zeker een band hebben en dit stimuleert zeker het succes van het concept. Alleen het is belangrijk om te realiseren dat de community een onderdeel is van de mensen die een band hebben met het concept.

Er zullen ook mensen buiten een community een band hebben met het concept, misschien zijn dit wel meer mensen dan de mensen die lid zijn van de community.

Bijvoorbeeld het concept van de AH tijdens het WK-voetbal. Er zullen vast wel communities zijn geweest met betrekking tot het concept, bijvoorbeeld de AH hyves, maar de betrokkenheid van deze groep mensen is geen voorwaarde om het concept succesvol te maken. Het gaat om de band die de AH creeërt met iedereen die boodschappen doet of gaan doen bij de AH.

Ook is het zo dat de stelling suggereert dat de mensen buiten de community worden uitgesloten van het concept. Dit betekent dat het concept niet volledig benut kan worden, wat wel een voorwaarde is voor een succesvol concept.



Crossmedia concepten zijn sociale concepten: een succesvol crossmediaal concept kan alleen bestaan op basis van een (online)community.

Ik ben het niet eesn met deze stelling. Bij een crossmediaal concept wordt er gebruik gemaakt van verschillende media. Het combineren van verschillende media wordt ook wel mediamix genoemd, deze laat zien welke media in welke mate wordt ingezet. Ik denk niet een concept alleen kan bestaan op basis van een online community, omdat niet alle doelgroepen zich met internet bezig houden. Het ligt er aan op welke doelgroep je richt. Met een community wordt een groep mensen bedoeld met dezelfde interesses. Dit hoeft dus niet online te zijn. Ik denk dat een concept niet perse op basis van een community succesvol hoeft te zijn. Een campagne kan zich ook heel breed richten en hoeft niet perse 1 doelgroep aan te spreken.

Meandra de Jong CO-2A



Crossmedia concepten zijn sociale concepten: een succesvol crossmediaal concept kan alleen bestaan op basis van een (online) community.

Ik ben het niet eens met de stelling, een online community wordt gebruikt als een sociaal netwerk of gemeenschap van gebruikers van het internet die elkaar ontmoeten op een platform rondom een activiteit of doelgroep. Een crossmediaal concept bevat meer dan alleen een online community, een online community kan een (belangrijk) onderdeel zijn van een crossmediaal concept. Een online community kan een crossmediaal concept versterken. Daarnaast worden er bij vele crossmediale concepten ook gebruik gemaakt van televisie, radio en advertenties. Hierbij worden diverse media ingezet om het crossmediale concept succesvol te maken.

Denise van de Wetering (2A)

dinsdag 14 september 2010

Samenvatting Hoofdstuk 1 Meandra

Hoofdstuk 1 Wat is crossmedia concepting?

Een-op-eencommunicatie is de meest ideale vorm van communicatie. Dit wordt dialoog genoemd. Het voordeel is dat het twee kanten opgaat. Communicatie is steeds minder afhankelijk van tijd en locatie en men richt zich steeds meer op de specifieke informatiebehoefte van de ontvanger. Hierdoor wordt steeds meer de ideale vorm van communicatie bereikt.
Door ontwikkelingen in de nieuwe media krijgt de term ‘massamedia’ een andere invulling. Vroeger was er sprake van ‘one-to-many’ (bijv. tv of radio die groot publiek bereikte), tegenwoordig is het ‘many-to-many’ (van, voor en door de doelgroepen, iedereen kan zich richten tot een wereldwijd publiek, bijv. weblogs).
De manier waarop de consument in zijn behoefte aan informatie, entertainment, enz voorziet, verandert. Content = inhoud medium.

Redenen om media te combineren:
-         - Specifieke boodschap versterken
-         - Het succes van een bepaald onderwerp via één medium herhalen bij een ander

Kenmerken high concepts:
-       -   Een gemakkelijk te communiceren idee
-        -  Een gemakkelijk te begrijpen idee
-         - Een geavanceerde reclame- en marketingstrategie

Mediamix: het combineren van verschillende media, laat zien welke media in welke mate bij een campagne wordt ingezet om de doelstellingen te halen.
Bedrijven -> meer gebruik bottum-upstrategie, waarbij de interactie met de consument een centrale rol speelt.
Web 2.0 -> dynamisch: interactiviteit, mogelijkheden voor de gebruiker om toepassingen aan te passen aan de eigen wensen en eisen. Er wordt niet alleen info ontvangen, ook gegeven.
Empowerment: de gebruiker heeft zelf de macht in handen.

Kenmerken die een sturende rol hebben gespeeld bij de opkomst van crossmedia:
-        - Het non-lineaire karakter van het internet
-        - Er kunnen meerdere richtingen worden gevolgd
-        - Van de boodschap gaat een virale werking uit
-        -  De betrokkenheid en de authenticiteit zijn erg belangrijk
-        -  De boodschap is niet gebonden aan tijd of locatie
-        -  De deelbaarheid van het web
-        -  De eenvoud van het web
-         - De toegankelijkheid van het web
-         - De zender en ontvanger kunnen van rol veranderen, dus het perspectief wisselt vaak
-         - De volggroep genereert zelf content (de zogeheten user generated content: ugc)

Verschillende visies crossmedia:
Technische visie: het publiceren van content via verschillende platformen. Multichannelling is het verspreiden van dezelfde content over verschillende kanalen. Er wordt nu wel steeds meer gekeken naar het communicatieve doel van een concept (communicatieve conceptuele visie) ipv naar de techniek.
Marketingvisie: combinatie verschillende media, mediamix. Creativiteit en effectiviteit staan centraal. Verschillende media worden zo ingezet dat hun specifieke mogelijkheden ten volle worden benut (ze sluiten aan op het mediagebruik van de doelgroep) en de doelgroep heeft ruimte om te participeren.

Consumer insight verwijst naar naar de behoeftes die aan het kopen van een product ten grondslag liggen.

Definitie crossmedia volgens de crossmediasector zelf: de crossmediasector is de sector die producten en diensten levert op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, het internet, mobiele apparaten, print en events in een cross-sectoraal verband.
Vanuit het perspectief vanuit communicatie: crossmedia is een middel om één of meerdere communicatiedoelstelling te behalen.

Crossmedia in dit boek: er is sprake van crossmedia als er ten behoefte van een communicatiedoelstelling een kruisbestuiving bestaat van verschillende media zoals theater, film, televisie, radio, de bladen, het internet, games, mobiele apparaten en live-evenementen. De verschillende media communiceren hierbij mediumspecifieke betekenissen die deel uitmaken van een synergetisch geheel: via een verhaal wordt er een bepaalde boodschap over de media uitgedragen, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteiten en eigenaardigheden van de ingeschakelde media, de participerende houding en het mediagebruik van de consument.

Concepting: het proces van zoeken naar een gemeenschappelijk gedachtegoed tot het vaststellen en uitdragen daarvan.

Verschillen tussen concepting (en het centraal stellen van het gedachtegoed) met crossmediaconcept:
-          Niet alleen de geestelijke behoeften zijn het uitgangspunt, maar ook de emotionele (betrokkenheid)
-          Het crossmediaconcept resulteert niet enkel in de communicatie van gedachtgoed, maar ook in merkbeleving
-          Crossmediaconcepting gelooft in een intensieve samenwerking tussen experts uit verschillende disciplines aangestuurd door een spin-in-het-web, en niet in het afzonderen van een conceptteam
-          Het product kan onderdeel vormen van het te communiceren concept (authenticiteit)
-          Het crossmediaconcept is een halffabricaat: het wordt geïnitieerd door de maker en wordt afgemaakt en uitgebreid door de consument. Crossmedia streeft naar cocreatie, het is consumentgedreven

Remediatie: ieder medium is gebaseerd op een ander medium. (ideeën zijn niet perse nieuw maar adaptaties van andere ideeën.)

Concept: creatief strategisch ontwerp. Een goed concept moet aanzetten to actieve deelname van consumenten.
Missie: definieert de bestaansgrond van een organisatie en geeft antwoord op de vraag: waarom doen we wat we doen? De missie zegt wat de organisatie wil zijn of waar we voor gaan.
Visie: persoonlijke consistente blik op de toekomst en geeft de gewenste situatie aan.
Creatief strategisch concept ontwikkeld zich vanuit een bepaalde missie en visie, daarna wordt strategie bedacht om het concept vorm te geven.
Na de strategie: ontwikkelen concept, daarna afbakenen doelgroep, belangrijk is de boodschap.

Drie manieren om informatie over te brengen:
-       -   Uitbreiding: potentiele markten aanboren en vergroten door content over verschillende media te verspreiden.
-       -   Synergie: de economische kansen verbeteren door verschillende mediavormen te beheersen.
-Franchise: zorgen dat alle nieuwe content, ook onder de gewijzigde omstandigheden, goed en duidelijk in de markt gezet word

Samenvatting Hoofdstuk 1 Michelle

Over de afgelopen jaren is er een ontwikkeling te zien in de soorten media en het gebruik daarvan. Media geven verwijzingen naar andere media, bijvoorbeeld een tijdschrift dat vermeldt informatie te kunnen vinden op een internetsite. Toch is het dialoog de ideale vorm van communiceren. Volgens Socrates omdat er na iedere vraag weer een andere vraag gesteld kan worden en je op deze manier met elkaar blijft communiceren.  Door de ontwikkelingen in de media krijgt het woord ‘massamedia’ een andere betekenis dan dat het vroeger had. Toen werd er uitgegaan van het ‘one-to-many-principe’, hiermee bereikt een bepaald medium een groot publiek. Nu is er meer sprake van een ‘many-to-many-principe’ waarbij iedereen zich kan richten tot een groot publiek, bijvoorbeeld via weblogs. .

Waarom worden steeds meer media met elkaar gecombineerd? Dat is meestal om een specifieke boodschap te versterken. Het combineren van verschillende media wordt in de marketing- en communicatiewereld aangeduid met de term ‘ mediamix’. Een mediamix laat zien welke media in welke mate bij een campagne worden ingezet om de doelstellingen te halen.

Levine, Locke, Searls en Weinberger beschreven in hun boek The Cluetrain Manifesto dat de wereld was veranderd door de komst van internet en dat deze veranderingen tot een verandering zouden kunnen leiden in het bedrijfsleven. In plaats van de top-bottumbenadering die veel gebruikt werd in bedrijven, zou er overgegaan worden op een bottum-upbenadering, waarbij de interactie met de klant een centrale rol speelt.


De laatste jaren heeft de gebruiker van het internet meer mogelijkheden gekregen. Zij werden zelf meer ‘ in control’ , ze konden zich bezig gaan houden met zaken die voorheen niet aan de orde waren. Dit is een van de redenen dat crossmedia in opkomst kwam.

Vanuit de techniek werd er gesproken van multichanneling: het verspreiden van dezelfde content over verschillende kanalen. De marketingvisie richt zich vooral op creativiteit en effectiviteit. De efficiëntie is het hoogst als traditionele en nieuwe media zo worden gecombineerd dat er optimaal gebruikgemaakt wordt van de kwaliteiten van beide. Als media zo worden ingezet dat hun mogelijkheden ten volle worden benut en waarbij de doelgroep ook ruimte heeft om te participeren, dan kan je het crossmediaal noemen.

Crossmedia als term is moeilijk uit te leggen en wordt daarom vaak te eenzijdig uitgelegd. Het gaat veel verder dan de aanbodkant van de producent. Het wordt ook bepaald door de persoonlijke levens van de consument. Crossmedia-expert Monique de Haas ziet crossmedia als een communicatiemiddel waarbij het verhaal je uitnodigt om van het ene naar het andere te gaan en weer terug. Hierdoor is er sprake van tweerichtingsverkeer. Bij crossmediacommunicatie zijn alle boodschappen en instrumenten zodanig op elkaar afgestemd dat ze elkaar aanvullen en versterken. Het is dus een middel tot een groter doel.

Het begrip ‘concepting’ (dat vaak samen genoemd wordt met crossmedia) wordt gedefinieerd als het proces van het zoeken naar een gemeenschappelijke gedachtegoed tot het vaststellen en uitdragen daarvan. Communicatie is het belangrijkste middel om de continuïteit van een merk te handhaven.

Het lijkt er soms op dan briljante ideeën zo uit de lucht komen vallen, maar er kan ook vooraf onderzoek gedaan zijn om te kijken of een idee realistisch is. Bij het onderzoeken kun je bijvoorbeeld denken aan kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Ideeën hoeven ook niet altijd nieuw te zijn, maar kunnen ook adaptaties zijn van andere ideeën, ook wel ‘remediatie’ genoemd.

Het fenomeen concept wordt regelmatig gekoppeld aan de termen missie en visie. Een missie definieert de bestaansgrond van een organisatie en geeft antwoord op de vraag: waarom doen we wat we doen? Voor het bepalen van een missie zijn visie en durf nodig, want hieruit worden strategie en de organisatiedoelen afgeleid. Een visie is een consistente blik op de toekomst en geeft de gewenste situatie aan. Zonder visie, missie en strategie is het praktisch onmogelijk om binnen een organisatie een duidelijk concept neer te zetten en zonder een duidelijk concept kan je de doelstellingen ook wel vergeten.
Als er een crossmediale strategie bepaald is, kan worden gestart met het ontwikkelen van een concept. De visie en de missie van de opdrachtgever vormen hierbij het uitgangspunt. De volgende stap is het afbakenen van de doelgroep, het uitgangspunt voor een concept. Bij de ontwikkeling van een concept hoort ook een boodschap die duidelijk en aantrekkelijk moet zijn voor de consument.

Crossmedia werkt in twee richtingen: enerzijds is het een top-downproces gestuurd door producenten, anderzijds is het een consumentgedreven bottom-upproces. Dit schept de verwachting dat er steeds nieuwe ideeën bedacht worden.  Dit leidt tot meer participatie van de consument in het mediaproces. Crossmediaal denken kan er voor zorgen dat producenten gehoor geven aan de meningen en behoeften van consumenten om ze vervolgens uit te nodigen om samen nieuwe ideeën te generen en bestaande diensten te verbeteren.

Het bedrijfsleven is niet altijd blij met die interactieve consument, omdat er nu een culturele omslag gemaakt moet worden. Enerzijds wordt participatie aangemoedigd en anderzijds wordt het ontmoedigd. Door deze wisselende signalen weet de consument niet goed meer wat er van hem verwacht wordt. Bedrijven zijn sceptisch: crossmedia biedt nieuwe kansen, maar brengt ook risico’s met zich mee.

Samenvatting wk 1 Raymond

Wat is crossmediale concepting?

Het is nu vanzelfsprekend dat persoonlijke zaken digitaal te regelen zijn. De media zijn nu allemaal afhankelijk van elkaar, maar vroeger was dat niet zo.

De meest ideale vorm van communicatie is de een- op eencommunicatie. Het voordeel van deze vorm  is dat op elke vorm van communicatie in het gesprek gereageerd worden. Omdat dit de meest ideale vorm van communicatie is, zijn de andere vormen van communicatie meteen minder ideaal.

De nieuwe media komen steeds dichter bij de ideale vorm van communicatie. Ook het begrip ‘massamedia’ krijgt een andere betekenis. Nu zorgen de nieuwe media ervoor dat iedereen met iedereen kan communiceren, dit was vroeger niet het geval. Toen werd er onder ‘massamedia’ verstaan dat van een zender naar meerdere ontvangers een bericht verzonden werd.

Een verschil van combinatie van verschillende media tussen vroeger en nu is de schaal waarop dit gebeurt. Er wordt nu veel meer een combinatie van verschillende media gebruikt dan vroeger. Dit wordt ook wel de mediamix genoemd.

Vroeger was er een mix van advertenties, radiospotjes en televisie reclames en met de opkomst van het internet is dit veranderd. Websites werden nu ook bij de mediamix betrokken. Ook de ontwikkeling van het internet had nog meer invloed op de mediamix. Het internet was oorspronkelijk bedoeld voor het overdragen van informatie, alleen nu is het zo dat internet uit interactiviteit bestaat.
Een voorwaarde van crossmediaal is dat de verschillende media die bijvoorbeeld voor een campagne gebruikt worden zo goed mogelijk worden ingezet en dat er interactiviteit is tussen de media en de doelgroep.
Daarop aansluitend is het begrip ‘concepting’ belangrijk. Daarmee wordt het zoeken en vaststellen van de gedachten en uitingen van een groep bedoeld.

Om tot een goed idee te komen is het belangrijk om te weten wat er in de maatschappij zich afspeelt en hoe mensen daar over denken. Vanuit die antwoorden kan je bepaalde ideeen bedenken die aansluiten op de gedachte van samenleving. Met de moderne middelen kan het makkelijker zijn om uit te zoeken wat er zich afspeelt in de maatschappij. Op profielsites kan je bijvoorbeeld zien waarin met zich interesseert en kan je bijvoorbeeld een trend zien aankomen. De ideeen die hier uit ontstaan zijn niet geheel nieuw, het zijn vaak ideeen die voortkomen uit oudere ideeen.

Een concept, een idee voor het antwoord geven op strategische keuzes, is pas goed als het iets doet met de consument. De consument zal actief moeten deelnemen en dan is het een goed concept. Dit is het uitgangspunt  van een bepaalde vormgeving. De vormgeving wordt ook gecreëerd door een missie en een visie.
De missie betekent waarom er gedaan wordt waar men nu mee bezig is. De missie is ontstaan uit een visie. Dat is blik op de toekomst wat er bereikt wilt worden. Verder zijn er nog meer zaken die voor een duidelijk concept kunnen zorgen. Als conceptontwikkelaar moet je namelijk van bepaalde dingen op de hoogte zijn. Je moet een groot creatief vermogen hebben, kunnen inspelen op maatschappelijk ontwikkelingen en daar verbanden tussen kunnen leggen. Ook moet je goed de missie van de opdrachtgever voor jezelf duidelijk hebben en duidelijk hebben hoe de doelgroep denkt. Dan kan er sprake zijn van een succesvolle crossmediaal concept.

Het duidelijk hebben wat de doelgroep denkt, is belangrijk om een goede boodschap te creeen. Dit is de belofte die aan de doelgroep gedaan wordt en het zal de doelgroep ook moeten interesseren. Daarop aansluitend betekent propositie wat de voordelen zijn voor de doelgroep bij het aanschaffen van het product. Dit moet ook een volledig eerlijke belofte zijn.

Doordat de media veranderen, verandert ook het gedrag van de consument zich. De consument is meer interactief en bemoeit zich meer via verschillende netwerken en uit daardoor zijn mening meer dan vroeger.
Het is lastig voor bedrijven om te gaan met de nieuwe manier van crossmediale communicatie. Bedrijven weten niet precies welke kant zij op moeten gaan en dat resulteert in verschillende wegen binnen een bedrijf.
Er zijn drie manieren om informatie over te brengen, namelijk uitbreiding, synergie en franchise. Uitbreiding is door verschillende media te gebruiken, synergie is verschillende mediavormen beheersen en franchise is dat alle nieuwe informatie goed en duidelijk op de markt gezet wordt. 

Samenvatting wk1 Denise van de Wetering

Wat is een crossmedia concepting?
De meest ideale vorm van communiceren is nog altijd een-op-eencommunicatie. In de volksmond is dit bekender onder de naam dialoog.
Allerlei nieuwe media en de daaruit voortgekomen nieuwe communicatiekanalen hebben de manier veranderd waarop bedrijven kunnen communiceren.
Ontwikkelingen binnen de nieuwe media zorgen er langzaam maar zeker voor dat de term “massamedia” een andere invulling krijgt.
Het grote publiek bereiken wordt one-to-many genoemd. Nu wordt het media ‘ van, ‘ voor’ en ‘ door’ de doelgroepen ‘ one-to-many-verhaal waarbij in principe iedereen zich kan richten tot een ‘ wereldwijd’ publiek. Een goed voorbeeld hiervan zijn weblogs. De manier waarop de consument in zijn behoefte aan informatie, entertainment of andere dingen voorziet, verandert. De inhoud (ook wel medium genoemd) verandert.

Media worden om verschillende redenen met elkaar gecombineerd. Het doel kan bijvoorbeeld zijn om een specifieke boodschap te versterken.
High concepts hebben de volgende kenmerken:
- een makkelijk te communiceren idee
- een gemakkelijk te begrijpen idee
- een geavanceerde reclame- en marketingstrategie.
Traditionele mediamix
Het combineren van verschillende media wordt mediamix genoemd. Een mediamix laat zien welke media in welke mate bij een campagne worden ingezet om de doelstellingen te halen.
CrossmediaDefinitie vanuit de crossmediasector:

“ De crossmediasector is de sector die producten en diensten levert op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, het internet, mobiele apparaten, print en events in een cross-sectoraal verband”
Enkele kenmerken crossmedia
Van de boodschap gaat een virale werking uit
Er kunnen meerdere richtingen worden gevolgd.
Betrokkenheid en de authenciteit zijn erg belangrijk.
De boodschap is niet gebonden aan tijd of locatie.
De zender en ontvanger kunnen van rol veranderen, dus het perspectief wisselt vaak
De volggroep geneert zelf content (UGC User Generated Content)

Het crossmediaal verspreiden van content is een middel om merkbeleving en marketing te verbeteren. Door herbeleving wordt het product door de consument naar een hoger niveau gebracht. Bijvoorbeeld: Een doosje lego dat je gratis krijgt bij het kopen van speelgoed. Via een actiecode kun je vervolgens het internet op om nog meer lego aan te schaffen.
De consumer insight verwijst naar de motivatie (beweegreden) van de beoogde doelgroep.
Concept, visie en missieHet fenomeen concept wordt regelmatig gekoppeld aan de termen visie en missie. Hoewel deze drie begrippen veel met elkaar te maken hebben en soms door elkaar worden gebruikt, hebben ze een verschillende betekenis.
Als de crossmediale strategie eenmaal bepaald is, kan worden gestart met het ontwikkelen van een concept. De visie en de missie van de opdrachtgever vormen hierbij het uitgangspunt. Er moet worden ingespeeld op de gretige consument. De consument is uit op interactiviteit, creativiteit, informatie en dialoog. Daarna wordt de doelgroep afgebakend.

De boodschap die aan de consument moet worden overgebracht is belangrijk. De boodschap moet aan de consument duidelijk maken wat de instrumentele waarde is van het concept. Wat heeft de consument aan het product? De boodschap moet ook een belofte uitdragen. Wat betekent het concept voor de consument?

De consument is niet langer passief; hij beweegt zich interactief door het universum. De jongere consument is interactief en participerend en is veel beweeglijker.

Henry Jenkin onderscheidt drie manieren om informatie over te brengen:
Uitbreiding: Potentiële marketen aanboren en vergoten door content over verschillende media te verspreiden
Synergie: De economische kansen verbeteren door verschillende mediavormen te beheersen
Franchise: Zorgen dat alle nieuwe content ook zonder gewijzigde omstandigheden goed en duidelijk in de markt gezet wordt.

Bedrijven of media-uitingen die behoefte hebben aan uitbreiding, synergie en franchise omarmen crossmedialiteit.