zondag 10 oktober 2010

Samenvatting Hoofdstuk 5 Meandra

Een crossmediaal concept is een creatief strategisch ontwerp om beoogde doelstellingen te bereiken via storytelling en een crossmediale inzet.
Vaak worden de volgende stappen onderscheiden: een doel(stelling) formuleren, via een boodschap een doel bereiken, de boodschap verpakken in een verhaal, het verhaal afstemmen op de consumenten, hun mediagebruik en de ‘specifieke eigenschappen’ van het medium, het verhaal verspreiden via verschillende media, de consumenten bereiken, met hen communiceren en de dialoog centraal stellen.
Marketingplan: hoe de omzet van een bepaalde productgroep omhoog moet en met welke producten/diensten, en welke doelgroepen bereikt moeten worden.
Daarna communicatieconcept: behoeften en wensen worden in kaart gebracht en de verschillende mogelijkheden worden op elkaar afgestemd. Een goed concept is mediumonafhankelijk en direct te vertalen naar vormgeving en content.

De ontwikkeling van een concept begint met een briefing van de opdrachtgever. Dit bevat alle achtergrond info die nodig is om een opdracht uit te voeren. Daarna het concept neerzetten, brainstormen en mediumspecifiek denken.
De workflow bij de ontwikkeling van een concept:
Strategie à conceptualiseren à productie à lancering

Het briefingsproces: De briefing is het proces en de brief het document. In de briefing staan de communicatiestrategie, achtergrondgegevens over het product, merkidentiteit, positionering, gebruikers, concurrentie en eerdere concepten. De opdrachtgever maakt zo zijn wensen en ideeën kenbaar. Functie van briefing: informeren, inspireren en controleren.
Marketingcommunicatiebrief van de klant: het doel is de creatieve teams op het goede spoor zetten. De briefing bevat een propositie. Dit is de belofte die je aan je doelgroep doet wat betreft jouw product en/of dienst. Hij is toegesneden op de behoeften van de consumenten die je wilt bereiken. De briefing bestaat meestal uit de volgende 12 punten: strategie en huidige positie van het merk, probleem en opdracht van de klant, beschrijving van de doelgroep(en) en/of volggroepen, communicatiedoelstellingen, propositie: de belofte die je aan je doelgroep doet, onderbouwing van de propositie: dit kan je ideeën geven voor je concept, visuele identiteit: richtlijnen voor de vormgeving, tone of voice: richtlijnen voor de aanspreekwijze, voorkeur voor marketingcommunicatie-instrumenten en media, budget, tijdsplanning, bijlagen.
Het is belangrijk dat iedereen op de hoogte is van de communicatiedoelstellingen. Die zijn namelijk van invloed op het hele crossmediale concept maar ook op het verhaal binnen een specifiek medium.
Debriefing vanuit het bureau: debriefing is een terugkoppeling van je eigen interpretatie van de opdracht en heeft als doel communicatiefouten op tijd te voorkomen. Op die manier kan je laten zien aan de opdrachtgever wat je uit de opdracht hebt begrepen en hij kan weer zien of je het goed hebt begrepen door de debriefing te controleren. Als dit niet het geval is, is het niet erg, want je bent nog niet aan de opdracht begonnen. Het is dus een belangrijke stap in het conceptontwikkelingsproces.
Onderdelen debriefing: aanleiding voor de opdracht, achtergrondinformatie van de opdracht, opdrachtgever, opdrachtnemer, probleemstelling van de opdracht, doelstelling van de opdracht, acties en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
De ideale creatieve briefing: idealiter wordt er veel samengewerkt en minstens 4 keer bij elkaar gekomen: tijdens de opdrachtbriefing, de debriefing, het moment dat er mogelijk creatieve oplossingen zijn gevonden en tijdens de conceptpresentatie. Cocreatie tussen klant en bureau zorgt voor een onderscheidende, creatieve, effectieve conceptoplossing. Hierdoor is het proces voor de klant transparant en begrijpelijk.
Sterkte-zwakteanalyse: een SWOT-analyse is een analyse waarbij op basis van sterkes en zwaktes en kansen en bedreigingen, strategische opties worden gedefinieerd. Wordt gebruikt om strategische beslissingen te nemen, de positie van het bedrijf of van de ideeen te herzien, voor plannings- en marketingdoeleinden, een beoordeling van de concurrentie of organisatie, creatieve conceptontwikkeling. In een goede analyse zit het antwoord van een probleemstelling al ingesloten. De stappen: de interne factoren beschrijven, de externe factoren beschrijven, de confrontatiemix invullen, de strategie bepalen.
Concurrentieanalyse: het is belangrijk dat je weet wie je belangrijkste concurrenten zijn, wat hun sterke en zwakke punten zijn  en welke strategie zij hanteren. Door daar op in te spelen kun je jouw product aantrekkelijker maken voor de concurrent. Stappen: lijst maken van producten/diensten die jouw opdrachtgever aanbiedt, opsomming belangrijkste afnemers, overzicht belangrijkste concurrenten, overzicht product-marktcombinaties, combineer de gegevens in een schema, stel vast wat sterke en zwakke punten zijn ten opzichte van je concurrenten, benut de sterke punten en de kansen.
Partnerhipanalyse: het is verstandig te kijken naar bedrijven waarmee je mogelijk zou kunnen samenwerken. Stappen: partijen in kaart brengen, belangen en doelen beschrijven, positie van de partners vaststallen, overzicht maken van de belangen, standpunten en posities, partijen selecteren die betrokken worden bij de projectplannen.
Doelgroep formuleren: bij een concept moet een doelgroep worden geformuleerd. Er moet zo duidelijk mogelijk worden omschreven op wie de communicatie zich richt. Je kunt een profiel maken per doelgroep wat betreft kennis, houding en gedrag. De beïnvloeding van mensen verloopt volgens deze 3 stappen. Om gedrag te veranderen is eerst kennis nodig over het onderwerp en daarna kan de houding ten opzichte van het onderwerp veranderen. De laatste stap is het realiseren van het gewenste gedrag.  Onderzoek naar de doelgroep op 3 niveaus: verkennend doelgroep/volggroeponderzoek, verdiepend doelgroeponderzoek, toetsend doelgroeponderzoek.
Als de doelgroep heterogeen blijkt te zijn is het beter de doelgroep op te splitsen in homogene groepen. Zo kan je verschillende doelgroepen toch efficiënt bereiken door een zo passend mogelijke boodschap te formuleren en geschikte media in te zetten.
Doelstellingen: een doelstelling geeft aan wat het concept na de communicatie-inzet bij de doelgroep moet hebben bereikt.  Bij voorkeur SMART omschrijven: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden.
Ideeën genereren: hierbij is belangrijk dat je weet wat de klant wil en dat je je ideeën direct vastlegt en zo snel mogelijk gebruikt. Een brainstormsessie is bedoeld om snel inzicht te krijgen in de verschillende perspectieven die er zijn om het onderhavige probleem op te lossen. Het is hierbij belangrijk dat iedereen weet wat de probleemstelling is. 7 essentiële spelregels brainstormen: stel een oordeel uit en verbied kritische stellingname, hoe meer ideeën hoe liever, breek een gek of fout idee niet af, geef voorrang aan ideeën die inhaken op een eerder idee, laat toe dat mensen zich in hun ideeën verwijderen van de context van het probleem, alle ideeën zijn eigendom van de hele groep, na de fase van het genereren van ideeën komt er altijd een kritische fase waarin de ideeën worden beoordeeld en geselecteerd.
Verschillende methoden: klassieke brainstormsessie, nominale brainstormsessie, anonieme brainstormsessie, integrerende methode.
Trends en ontwikkelingen: trends zijn een goede inspiratiebron voor nieuwe ideeën en ontwikkelingen. Daarom moet je ze op tijd herkennen. Trends en ontwikkelingen worden vaak op 4 niveaus onderzocht: producttrends, markttrends, consumententrends, maatschappelijke trends.
Het idee visualiseren: het uiteindelijke concept moet niet alleen op papier komen, maar ook visueel zodat de opdrachtgever het kan toetsen. Met een moodboard kun je handig een concept visualiseren. Hiermee probeer je de opdrachtgever te overtuigen. De kracht is dat visuele communicatie effectiever is dan mondelinge communicatie.
Sterk concept neerzetten: conceptualiseren is het verbinden van alle losse deeltjes en ideeën met elkaar. Bij het ontwikkelen van een sterk crossmediaal concept spelen de begrippen storytelling, narrativiteit, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie een grote rol. (In een eerder hoofdstuk al behandeld dus hier niet meer uitgelegd.)
Het concept moet je een gepaste, aantrekkelijke naam geven.
Crossmediale conceptvormen: je hebt het autonome concept en het afhankelijke concept. Samenhang en verbintenissen tussen de verschillende media die je gebruikt is belangrijk.
Een coherente stijl creëren:  Een goed gekozen stijl heeft een positief effect op de uitstraling van een crossmediaal concept en draagt bij aan herkenning door de gebruiker. Door het ontwerp komt de identiteit van het merk of concept duidelijk naar voren.
Projectvoorstel opstellen: 7 onderdelen: introductie en debriefing,research en analyses, strategie, crossmediale concept,verantwoording, ontwerpdocument, bijlagen.
Pitchen: bij een pitch presenteren verschillende bureaus hun voorstellen (concepten), waarna een opdrachtgever de deelnemer kiest met wie hij in zee wil. Het is dus het verkopen van een idee. Het is belangrijk dat je een onderscheidend idee of concept hebt.

Samenvatting wk 5 Raymond

Het ontwikkelingen van een crossmediaal concept is een ontwerp om bepaalde doelstellingen te halen via storytelling en crossmediale inzet. De ontwikkeling hiervan bestaat uit 6 stappen:
1.       Doelstellingen formuleren
2.       Via een boodschap een doel bereiken
3.       Boodschap verpakken in een verhaal
4.       Verhaal afstemmen op de consumenten
5.       Verhaal verspreiden via verschillende media
6.       Consument bereiken en dialoog centraal zetten

Om samen te vatten, de ontwikkeling van een concept bestaat uit 4 delen namelijk
1.       Strategie
2.       Conceptualiseren
3.       Productie
4.       Lancering

Het bepalen van de strategie wordt mede bepaald door de briefing, er wordt dan achtergrondinformatie, aangevuld met probleemstellingen, aanwijzingen, wensen en voorschriften gegeven.

Na het bepalen van de strategie wordt er aandacht besteed aan het conceptualiseren.  Een onderdeel daarvan is de SWOT-analyse, concurrentieanalyse en partnershipanalyse.  

Vervolgens is het daarna belangrijk om de doelgroep helder te hebben. Dit is namelijk het uitgangspunt van het hele concept. Dan kan er een doelstelling gemaakt worden wat het concept bij de doelgroep bereikt moet hebben.

Als de doelgroep en de doelstelling bekend zijn, is de volgende stap ideeën bedenken voor het concept.  Het houden van brainstormsessies en trend en ontwikkelingen in de gaten houden, helpt het verzinnen van ideeën.

Na deze stap zal het idee gevisualiseerd worden. Moodboards worden als basis genomen om een idee te visualiseren.  Omdat dit heel beeldend is, zal dit een grotere kracht hebben dan het mondeling vertellen over het idee.

Om alle losse deeltjes met elkaar te verbinden, zal het concept duidelijk gestructureerd moeten worden. De volgende elementen zullen in het concept moeten terugkomen:
·         Storytelling: Er staat een verhaal centraal in het concept.
·         Mediumspecificiteit: Welke mediums worden gebruikt? Deze media moeten worden afgestemd op de doelgroep en welke media zijn het meest geschikt om te gebruiken?
·         Usability: De ingezette media moeten op de meeste gebruikvriendelijke manier worden ingezet. Frustratie moet voorkomen worden.
·         Relevantie: Probeer zoveel mogelijk informatie die niet nodig is weg te laten.
·         Cocreatie: Hoe wordt de klant bij het product betrokken? Interactie is het sleutelwoord.

Als het concept duidelijk is gestructureerd, moet er gekozen worden tussen concept vormen. Het gaat tussen het autonome concept en het afhankelijke concept.

Vervolgens zal de stijl er omheen bepaald moeten worden. Er zal een soort van huisstijl gecreëerd moeten worden waardoor het concept herkend wordt. 

Samenvatting hoofdstuk 5 Denise

Een crossmediaal concept is een creatief strategisch ontwerp om beoogde doelstellingen te bereiken via storytelling en een crossmediale inzet.
Vaak worden bij de ontwikkeling van een crossmediaal concept de volgende stappen onderscheiden:
1. Doelstelling formuleren
2. Via een boodschap een doel bereiken
3. De boodschap verpakken in een verhaal
4.  Het verhaal afstemmen op de consumenten, hun mediagebruik en de specifieke eigenschappen van het medium.
5. Het verhaal verspreiden via verschillende media
6. De consumenten bereiken, met hen communiceren en de dialoog centraal stellen.

De ontwikkeling van een concept begint vaak met een briefing van een opdrachtgever. Deze briefing geeft informatie over het bedrijf en biedt inspiratie voor degenen die het concept gaat ontwikkelen. Vanuit de briefing zal de strategie van je opdrachtgever in grote lijnen duidelijk moeten worden. Hieruit kun je vervolgens het concept neerzetten. Samengevat bestaat de ontwikkeling uit de volgende workflow: strategieën  (o.a. missie, visie,briefing en debriefing) conceptualiseren (o.a. swot-analyse concurrentieanalyse,brainstormen,cocreatie,pitchen), productie (o.a. ontwerp, vormgeving), lancering (o.a. oplevering, distributie)
BriefingHet geven van achtergrondinformatie, aangevuld met probleemstellingen, aanwijzingen, wensen en voorschriften (Petersen & Holzhauer). Hierin staan enkele elementen die de opdrachtgever nodig acht voor de ontwikkeling van het concept. De opdrachtgever maakt zijn wensen en ideeën kenbaar.
Een briefing bevat ook een propositie; een belofte die je aan je doelgroep doet. Dit moet helder geformuleerd worden. Onderscheidend vermogen is ook belangrijk.
DebriefingDit is het terugkoppelen van je eigen interpretatie van de opdracht en heeft als doel communicatiefouten op tijd te voorkomen.
De opdrachtgever en  zijn opdracht analyserenJe maakt een situatie – analyse. Wat is er aan de hand? Wat wil de klant precies? Hier is een sterkte-zwakte analyse belangrijk en ook een concurrentieanalyse.
SWOT (Strenghts, weaknesses, opperunities, threats) is een analyse waarbij dit strategisch wordt gedefinieerd. De SWOT bevat de volgende stappen:
1. De interne factoren beschrijven (sterke en zwakke punten beschrijven intern)
2. De externe factoren beschrijven (kansen en bedreigingen, ook een concurrentieanalyse)
3. De confrontatiematrix invullen (De vorige stappen met elkaar in relatie brengen)
4. De strategie bepalen (Dit gebeurt ook met behulp van de vorige stappen)
Concurrentie analyse
Wat zijn de sterke en zwakke punten van de concurrenten en welke strategie hanteren zij?
Stappen:
1. Lijst van producten/diensten die het bedrijf aanbiedt
2. Opsomming van de belangrijkste afnemers (consumenten)
3. Overzicht belangrijkste concurrenten
4. Overzicht product-marktcombinaties
5. Combineer de gegevens in een schema.
6. Wat zijn de zwakke/sterke punten van ons.
7. Benut de sterke punten die naar voren komen.

Partnershipbedrijven zijn bedrijven waarmee je mogelijk kan samenwerken.
Doelgroep formuleren
Communicatiedoelstellingen worden vastgelegd op drie niveaus: kennis,houding en gedrag.
Het is verstandig om je doelgroep op te splitsen in meer homogene groepen (doelgroep segmenteren genoemd). Hierdoor kun je het geschikte medium en de juiste boodschap uitdragen. Segmenteren (persoonlijkheid, levensstijl, hobby’s e.d is ook erg belangrijk.

Doelstelling
Dit geeft aan wat het concept bij de doelgroep moet hebben bereikt. Doelstellingen moeten SMART zijn. Specifiek (concreet resultaat), Meetbaar (kwantiteit, kwaliteit, tijd,geld), acceptabel, realistisch en tijdsgebonden.

Ideeën genereren
Je moet natuurlijk weten wat de klant wil. Ideeën genereren kun je doen dmv brainstormsessies. Er zijn een aantal spelregels (o.a. hoe meer ideeën hoe liever, alle ideeën zijn eigendom va de hele groep. Methoden zijn:
Klassieke brainstormsessie (ideeën worden genoteerd)
Nominale brainstormsessie (iedereen schrijft de ideeen op lezen deze dan op)
Anonieme brainstormsessie (ideeën opschrijven en aan begeleider geven)
Integrerende brainstormsessie (twee ideeën worden voorgelezen en er wordt geprobeerd om tot een nieuw idee te komen). De Wie, Wat, Waarom, Waar, Welke, Wanneer en Hoe vragen kunnen hierbij helpen.
trends en ontwikkelingBij conceptontwikkeling is het belangrijk dat je trends en ontwikkelingen op tijd herkent. Trendwatchers houden deze ontwikkelingen in de gaten.  Niveaus van trends en ontwikkeling waarop deze worden onderzocht:
Producttrends (Hangt af van de populariteit van een product) Duur van deze trend is kort.
Markttrend (Voorkeuren en behoeften van de mens, meestal 1 tot 5 jaar. Bijvoorbeeld Sonja Bakker.
Consumententrends: 5 tot 15 jaar. Bijvoorbeeld luie vakanties worden verruild met actieve vakanties.
Maatschappelijke trends: Meganiveaus 10 tot 30 jaar. Bijvoorbeeld vergrijzing.
Idee visualiseren
Met een moodboard kun je het idee handig visualiseren.  Met het doel om de opdrachtgever te overtuigen. Visuele communicatie werkt vele malen effectiever dan mondelinge communicatie.

Een sterk concept neerzettenBij het ontwikkelen van een sterk crossmediaal spelen de begrippen storytelling, narrativeit, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie een grote rol.
Storytelling: Het verhaal moet centraal staan. Bijvoorbeeld de storytelling Max Havelaar, eerlijke handel. Vanuit die gedachte brengt het bedrijf producten op de markt die allemaal voldoen aan het idee dat de oorspronkelijke ontwikkelaar een eerlijk deel  van de opbrengst krijgt. Er is ook een boek. Dit vormt het storytellinggedeelte. Het groeit als de doelgroep interactie kan uitoefenen. Het dialoog aangaan. De consument kan zich ook identificeren.
Mediumspecificiteit: Welke media moet worden ingezet? Welke combinaties zijn het meest relevant? De emotionele impact van de tv, de interactiviteit van het internet. Welke doelgroep past bij welk medium?
Usability: Het moet op een gebruiksvriendelijke manier ‘georkestreerd’ worden. Welke informatie komt op welk medium? Het moet tot herhaalgedrag leiden.
Relevantie: Less is more. Bijvoorbeeld Apple. Het is de mate waarin de dialoog de juiste boodschap bevat op het juiste moment. Aangevuld met emotie. Wat is het dialood? Welke boodschap bevat je concept? Op welk moment dient je concept geconsumeerd te worden? Welke emotie moet de consument vooraf hebben?
Cocreatie: De klant bij het proces betrekken. Met als doel gezamenlijk werken aan producten, ideeën, ervaringen en informatie. Bijvoorbeeld consumenten mogen kiezen welk product er in de markt wordt gezet, stijl/ kleur verzinnen, zelf producten ontwikkelen.

Projectvoorstel opstellen
Een gedetailleerd plan opstellen. Deze bestaat uit 7 delen:
1. Een inhoudelijk deel waarin het wordt geïntroduceerd en wordt besproken (debriefing) (achtergrondinformatie, probleemstelling en doelstelling)
2. Research en analyse (SWOT, parnership)
3. Strategie( ingezette media) speerpunten usability, relevantie en cocreatie
4. Concept
5. Verantwoording
6. Ontwerpdocument
7. Uitgebreide bijlage met schetsen, ontwerpen en vooronderzoeken.

Je concept aan de opdrachtgever presenteren heet pitchen.

Samenvatting week 4 Denise

Hoofdstuk 4: Social media

De consument staat centraal, de consument gaat niet langer passief met media om, maar draagt zelf ook bij aan de totstandkomng en groei. De consument van tegenwoordig krijgt steeds meer een participerende, dominante rol. Het is belangrijk om te weten voordat je een strategie gaat ontwikkelen wat de doelgroep beweegt en wat deze met media doet.Filosoof Joost Reassend onderscheidt drie kenmerken voor de mate van participtatie:
interpretatie; het publiek is actief betrokken bij de betekenisbepaling van een cultuuruiting.
reconfiguratie: De gebruiker heeft de mogelijkheid om een bepaalde omgeving op actieve wijze vorm te geven of te configureren door te selecteren. Voorbeelden: weblogs, hyves, youtube.
Constructie: het toevoegen van nieuwe elementen door bijvoorbeeld zelf nieuwe aplicaties te maken of door al bestaande applicaties te modiiceren ook wel cocreatie genoemd.
Generatie C
Binnen de participatiecultuur wordt de consument aangeduid met de term ‘Generatie C’. Deze mensen (vooral jongeren) die ongeacht hun leeftijd informatie op het internet beschikbaar stellen en privacy soms nauwelijks belangrijk lijken te vinden. Ze zijn belangrijk voor het effect van crossmediaconcepten. Ze delen boodschappen met vrienden. Zo kun je een strategie ontwikkelen die veel publiciteit kan genereren.

De sleutelwoorden bij sociale media zijn ‘samenwerken’en ‘informatie delen’. Het bestaat uit intereactie tussen mensen. Er is dus sprake van verkeer over en weer.

Kenmerken van sociale media:
Communicatie in de vorm van conversatie/dialoog
Actueel: de inhoud wordt continu geüpdatet
Deelnemers zijn mensen en geen organisaties
Openheid en transparantie
De inhoud is deelbaar via de niieuwste technologie door middel van gadgets en embed-codes.
Samenwerken, maken, pull-in in plaats van push-medium.
Toegankelijk
Makkelijk doorzoekbaar en democratisch georganiseerd


Eigenschappen van de nieuwe media
Bij sociale media is er ook een bepaalde wisselwerking: dit wordt de intermedialiteit van sociale media genoemd.
Multimedialiteit  De combinatie van woord, beeld en geluid.Bijvoorbeeld: de VPRO heeft een website, een tv-programma en radio.
Virtualiteit: Een denkbeeldige wereld creeeren die schijnbaar aanwezig is. Bijvoorbeeld Habbo Hotel en Second Life.
Interactiviteit: De mate waarin gebruikers ’s la minute kunnen meewerken aan het veranderen van de vorm en de inhoud van een door een tussenpersoon gestuurde omgeving.
Connectiviteit: Je computer die verbonden is aan je telefoon of een ipod die verbinding heeft met een notebook.
Intermedialiteit: Een wiselwerking. De realtie tussen verschi.llende media.
MAsh –up: hierbij combineren websites twee of meer bestaande, externe databronnen op het internet, met als resultaat nieuwe informatie, vaak gepresenteerd in en verrassende interface.. Bijvoorbeeld Google Maps en RSS-feeds.
Samenvattend kunnen we zeggen dat sociale media een belangrijke schakel vormen voor crossmedialiteit zeker wanneer je je richt op de jonge doelgroepen.

Samenvatting Hoofdstuk 5 Michelle

Een crossmediaal concept is een creatief strategisch ontwerp om beoogde doelstellingen te bereiken via storytelling en een crossmediale inzet. Bij de ontwikkeling van een crossmediaal concept kun je de volgende stappen onderscheiden: een doelstelling formuleren, via een boodschap een doel bereiken, de boodschap verpakken in een verhaal, het verhaal afstemmen op de consumenten, hun mediagebruik en de specifieke eigenschappen van het medium, het verhaal verspreiden via verschillende media en de consumenten bereiken, met hen communiceren en de dialoog centraal stellen.
Aan de hand van het marketingplan kan het communicatieplan worden geschreven. In het marketingplan staat hoe de omzet van een bepaalde productgroep omhoog moet en met welke producten/diensten, en welke doelgroepen er bereikt moeten worden. Tijdens het communicatieconcept worden de behoeften en wensen in kaart gebracht en worden de verschillende mogelijkheden op elkaar afgestemd. De ontwikkeling van een concept begint vaak met een ‘briefing’, hierin wordt alle achtergrondinformatie aangeboden over het bedrijf en biedt het inspiratie voor degenen die het concept gaan ontwikkelen. Samengevat bestaat de ontwikkeling van een concept uit de volgende workflow: strategie, conceptualiseren, productie en lancering. Zodra deze stappen zijn doorlopen, is het tijd voor echt actie. Vaak gebeurt dit in de vorm van pitchen met andere bedrijven (bijvoorbeeld bij lancering van nieuw product en bijbehorende campagne).

Het briefingsproces
Nog iets meer informatie over de briefing. De briefing is het proces en de brief het document. Via een briefing maakt de opdrachtgever duidelijk wat zijn wensen en ideeën zijn. De functie van een briefing is: informeren, inspireren en controleren. Het is belangrijk om zowel een mondelinge als schriftelijke briefing te ontvangen. In het eerste geval kun je gelijk vragen stellen en de schriftelijke versie kun je als referentie gebruiken. In de brief zijn de gemaakte keuzes over het strategisch uitgangspunt en de afspraken tussen klant en conceptontwikkelaar vastgelegd. Het briefingsproces bestaat uit zes briefings. Aan de klantzijde zijn dit de marketing- en communicatiebrief en aan de bureauzijde zijn dit de opdrachtbrief, de debrief naar de klant, de creatieve brief naar het team van creatieve mensen en de debrief binnen het bureau.
Marketingcommunicatiebrief van de klantDe opbouw en indeling van de brief kunnen per bureau of organisatie verschillen. De brief is bij voorkeur wel altijd kort en bondig. Het doel van een briefing is de creatieve teams op het goede spoor te zetten, zodat ze aan de slag kunnen. Een goede briefing bevat een propositie (de belofte die je aan je doelgroep doet wat betreft jouw product en/of dienst), anders kunnen de creatieve mensen niet aan het werk. De propositie is gericht op de behoeften van de consumenten die je wilt bereiken en heeft een onderscheidend vermogen. Als de briefing geen onderscheidende propositie heeft, moeten de creatieve teams zelf een propositie bedenken en van hieruit werken. De kans is dan wel groot dat het uiteindelijke concept niet overeenkomt met de wensen van de opdrachtgever. Een briefing bestaat uit de volgende 12 punten: strategie en huidige positionering van het merk, probleem en opdracht van de klant, beschrijving van de doelgroep, communicatiedoelstellingen, propositie, onderbouwing van de propositie, visuele identiteit (richtlijnen voor de vormgeving), tone of voice (richtlijnen voor de aanspreekwijze), voorkeur voor marketingcommunicatie-instrumenten en media, budget, tijdsplanning en bijlagen.
Wanneer je in een crossmediaal team werkt, is het belangrijk dat iedereen op de hoogte is van de communicatiedoelstellingen die de opdrachtgever verlangt. Elk ingeschakeld medium maakt deel uit van het geheel, maar afzonderlijk van elkaar kunnen de media verschillende doelstellingen hebben. De opdrachtgever moet er dus voor zorgen dat hij deze opneemt in zijn briefing.
Debriefing van het bureauEen debriefing is een terugkoppeling van je eigen interpretatie van de opdracht en heeft als doel communicatiefouten op tijd te voorkomen. Mochten de feiten die jij in je debriefing zet niet kloppen, dan kan de opdrachtgever je daar tijdig op wijzen. Briefen blijkt meer dan eenzijdig informeren. Er is een dialoog nodig, tweezijdige communicatie: ideeën moeten heen en weer kunnen gaan en in een gesprek tot leven komen. De debriefing is dus een belangrijke stap in het hele conceptontwikkelingsproces. Bij debriefing worden minimaal de volgende onderdelen onderscheiden: aanleiding van de opdracht, achtergrondinformatie van de opdracht, opdrachtgever, opdrachtnemer, probleemstelling van de opdracht, doelstelling van de opdracht, acties en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
De ideale creatieve briefingTijdens een briefingproces wordt er veel samengewerkt. Men komt minimaal vier keer bij elkaar: tijdens de opdrachtbriefing, tijdens de debriefing, op het moment dat er creatieve oplossingen worden gevonden en tijdens de conceptpresentatie. Cocreatie tussen klant en bureau zorgt voor een onderscheidende, creatieve en effectieve conceptoplossing. Vanaf het begin moeten alle stadia door klant en bureau gezamenlijk worden doorlopen.
De sterkte-zwakteanalyseEen SWOT-analyse is een analyse waarbij op basis van sterktes en zwaktes en kansen en bedreigingen, strategische opties worden gedefinieerd. Het kent de volgende stappen: de interne factoren beschrijven, de externe factoren beschrijven, de confrontatiematrix invullen en de strategie bepalen. Elk onderdeel moet goed worden gemotiveerd. ConcurrentieanalyseJe vergroot je eigen kansen als je de concurrentie goed in de gaten houdt. Door in te spelen op sterke en zwakke punten van je concurrenten, kun je jouw product of dienst net wat interessanter maken voor de klant. Het is ook verstandig om te kijken naar bedrijven waarmee je mogelijk zou kunnen samenwerken. Wanneer je een analyse wilt maken van mogelijke ‘partnerships’, kun je het beste de volgende vijf stappen volgen: partijen in kaart brengen, de belangen en doelen beschrijven, de positie van de partners vaststellen, een overzicht maken van de belangen, standpunten en poities, en de partijen selecteren die betrokken worden bij de projectplannen. Een doelgroep formulerenBij de omschrijving van de doelgroep moet zo duidelijk mogelijk worden omschreven op wie de communicatie zich richt. Per doelgroep kun je een profiel maken wat betreft kennis, houding en gedrag. De beïnvloeding van mensen loopt volgens deze drie stappen. Allereerst is kennis nodig om het gedrag te kunnen veranderen. Om goed onderzoek te kunnen doen naar je doelgroep, moet je dit doen op drie verschillende niveaus: verkennend doelgroep/volggroeponderzoek, verdiepend doelgroeponderzoek en een toetsend doelgroeponderzoek. Als uit een analyse blijkt dat de doelgroep heterogeen is, is het verstandig de doelgroep te splitsen in meer homogene groepen (doelgroepsegmenteren). Deze verdeling maakt het mogelijk om de verschillende doelgroepen toch allemaal op een effectieve wijze te bereiken.
De doelstellingenEen doelstelling geeft aan wat het concept na de communicatie-inzet bij de doelgroep moet hebben bereikt. Bedenk wat het publiek na het bekijken van jouw concept minimaal moet onthouden, voelen of doen. De doelstelling kan beschreven worden door middel van SMART: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Ideeën genererenEen interessant kenmerk van ideeën genereren is dat je niet kunt voorspellen wat de uitkomst ervan zal zijn. Belangrijk is dat je weet wat de klant wil. Om goede ideeën te verzinnen is het belangrijk om steeds op verschillende plaatsen na te denken i.p.v. dezelfde plaats. Je kunt bijvoorbeeld een brainstormsessie houden. Dit is bedoeld om snel inzicht te krijgen in de verschillende perspectieven die er zijn om het probleem op te lossen. Er zijn zeven spelregels voor een brainstormsessie: stel een oordeel uit en verbied kritische stellingname, hoe meer ideeën hoe beter, breek een fout niet af, maar gebruik het als springplank voor een ander idee, geef voorrang aan ideeën die inhaken op een eerder idee, freewheeling, alle ideeën zijn eigendom van de groep, na de fase van het genereren van ideeën komt er altijd een kritische fase waarin de ideeën beoordeeld en geselecteerd worden. Er zijn drie manieren van brainstormen: klassieke brainstormsessie, nominale brainstormsessie, anonieme brainstormsessie en de integrerende brainstormsessie. TrendsontwikkelingBij conceptontwikkeling moet je goed op de hoogte zijn wat de laatste trends zijn. Trends kunnen leiden tot een hogere omzet, er moet dan wel een context gecreëerd worden waarin de trend duidelijk naar voren komt. Trends en ontwikkelingen worden op 4 niveaus onderzocht: producttrends, markttrends, consumententrends en maatschappelijke trends. Het idee visualiserenMet een moodboard kun je een concept visualiseren naar de opdrachtgever toe. Zo probeer je een gevoel, idee of een overtuigen over te brengen. De grote kracht van moodboards is dat visuele communicatie effectiever is dan mondelinge communicatie.
Bij het ontwikkelen van een sterk crossmediaal spelen de begrippen storytelling, narrativiteit, mediumspecifiteit, usability, relevantie en cocreatie een grote rol. Het is raadzaam het concept niet weken te laten voortduren, maar te zorgen voor een korte, krachtige periode. Storytelling houdt in dat de producent rekening houdt met visies, houdingen, overtuigingen, motivaties en interesses die voor de consumenten een betekenis hebben (IKEA). Nadat je het verhaal hebt geformuleerd, wordt de media-inzet bepaald. Een crossmediaal concept houdt rekening met datgene wat een medium onderscheidt van andere media: de mediumspecifiteit. Het gaat hierbij om gevoelens en emoties dat een medium oproept. Een crossmediaal concept moet niet alleen aansluiten bij de doelgroep, maar ook op een gebruiksvriendelijke manier worden ingezet (usability). Relevantie is ook een belangrijk begrip. Welke informatie is relevant, wat heb jij nodig? We willen tegenwoordig niet meer, meer, meer, maar steeds minder. Less is more. Bij cocreatie gat het erom de klant bij het hele proces te betrekken, met als doel gezamenlijk te werken aan producten, ideeën en ervaringen. Crossmediale conceptvormenTwee concepvormen: autonomoe en afhankelijke conceptvorm. Het is belangrijk dat je zorgt voor samenhang tussen de verschillende media voor je crossmediale concept. Welke media voor welke boodschap etc.

Een coherente stijl creërenEen coherent beeld/ visuele identiteit. De visuele identiteit heeft de volgende functies: herkenbaarheid, bekendheid, identificatie, kwaliteitsonderstreping, ordering en een krachtige samenvatting van datgene waar de organisatie voor staat. Het bedrijf moet te herkennen zijn aan een bepaalde stijl.
Voordat je je concept kunt presenteren, moet je het documenteren in een projectvoorstel. Het geeft je potentiele opdrachtgever inzicht in het concept, maar ook de teamleden van het project krijgen inzicht. Zeven onderdelen: inhoudelijk deel, de research en analyse, strategie, concept, verantwoording, ontwerpdocument, uitgebreide bijlage.
PitchenBij een pitch wil de opdrachtgever weten wat je van plan bent met de opdracht en welk concept hieruit kan voortkomen. Je presenteert de kerninformatie en het projectvoorstel. Tijdens je presentatie moet je uitstralen dat wat je zegt je kunt waarmaken.

donderdag 7 oktober 2010

Stelling week 4 Denise

Over 5 jaar bestaat er geen verschil meer tussen crossmediale concepten en sociale media: een succesvol crossmediaal concept is dan alleen nog te realiseren op basis van een effectieve social media-strategie.

Ik ben het niet eens met deze stelling:
Social media is in de afgelopen jaren enorm gegroeid. Sociale media worden voor diverse campagnes ingezet en vooral bij campagnes die op jongeren gericht zijn. Jongeren maken erg veel gebruik van social media zoals hyves, facebook en twitter. De ' oudere' generatie in Nederland maakt minder gebuik van sociale media. Bij een campagne die specifiek gericht is op ' ouderen' is social media geen basis voor een succesvol crossmediaal concept. Over 5 jaar zullen ongetwijfeld nog meer mensen gebruik gaan maken van social media. Maar er zullen altijd mensen blijven die hiervan geen gebruik (willen) maken. En over 5 jaar worden er nog steeds crossmediale concepten ontwikkeld. Deze concepten moeten ook bekend worden gemaakt bij de doelgroep, en dus ook de mensen die geen gebruik maken van social media. Dus ik ben het niet eens met deze stelling.

woensdag 6 oktober 2010

Stelling week 4 Michelle

Over 5 jaar bestaat er geen verschil meer tussen crossmediale concepten en sociale media: een succesvol crossmediaal concept is dan alleen nog te realiseren op basis van een effectieve social media-strategie.

ik ben het niet eens met de stelling. Het gebruik van sociale media neemt toe en is inderdaad populair en ook steeds succesvoller in productcampagnes. Ik denk alleen niet dat het het succes enkel en alleen komt door het gebruik van sociale media. Je moet ook denken aan de doelgroep. Als de doelgroep jongeren is, weet je vrijwel zeker dat je een groot deel daarvan kan bereiken via sociale media. Wil je ouderen bereiken, dan kun je ook gebruikmaken van sociale media, maar is de kans groot dat je een veel kleiner percentage bereikt. Het kan echter ook aan het soort product liggen dat je lanceert en wat je wilt uitstralen als bedrijf om te kiezen voor sociale media.

Stelling week 4 Meandra

Over 5 jaar bestaat er geen verschil meer tussen crossmediale concepten en sociale media: een succesvol crossmediaal concept is dan alleen nog te realiseren op basis van een effectieve social media-strategie.

Ik ben het niet eens met deze stelling. Sociale media worden steeds meer gebruikt in crossmediale concepten en dit werkt dan ook erg goed. Toch denk ik dat een succesvol crossmediaal concept niet alleen te realiseren is wanneer er alleen gebruik wordt gemaakt van sociale media. Het ligt aan het product of de dienst die je wilt verkopen. Wanneer het een product is voor oudere mensen, zal het gebruik maken van alleen sociale media niet tot een succes leiden. Het is een feit dat sociale media vooral door jongere mensen worden gebruikt. Oudere mensen gaan ook wel steeds meer gebruik maken van sociale media, maar nooit zoveel als jongeren. Zeker als je mensen van boven de 65 wil bereiken zul je een juiste combinatie van media moeten inzetten. Ik denk dus dat sociale media wel een heel belangrijk onderdeel zijn van een succesvol crossmediaal concept en dat het ook steeds belangrijker gaat worden in de toekomst, maar dat je het wel moet combineren met andere middelen.

dinsdag 5 oktober 2010

Samenvatting Hoofdstuk 4 Meandra

De consument staat centraal. Hij draagt zelf bij aan de totstandkoming en groei van media en heeft dus een participerende rol. Wanneer je een strategie gaat ontwikkelen moet je weten wat de doelgroep beweegt en wat deze met media doet.
Participatiecultuur: mensen nemen interactief deel aan allerlei activiteiten. Consumenten gaan actief deelnemen aan de creatie, circulatie en interpretatie van media.
Drie kenmerken voor de mate van participatie:
-          Interpretatie: wisdom of crowds (publiek actief betrokken bij de betekenisbepaling van een cultuuruiting)
-          Reconfiguratie: user generated content (bijv. Weblog, Hyves, YouTube)
-          Constructie: cocreatie (toevoegen van nieuwe elementen)

Uses and gratifications: het mediagebruik van de consument is gebaseerd op individuele behoeften (uses) en verlangens (gratifications).

Generatie C: groep mensen die, ongeacht hun leeftijd, informatie op het internet beschikbaar stellen en privacy soms nauwelijks belangrijk lijken te vinden. Deze mensen zijn de toekomstige consumenten die zich actief op het internet presenteren, controle hebben en content genereren.

Sleutelwoorden sociale media: samenwerken en informatie delen.
Kenmerken sociale media: communicatie in de vorm van conversatie/dialoog, actueel: de inhoud wordt continue geüpdatet, deelnemers zijn mensen en geen organisaties, openheid en transparantie, de inhoud is vaak deelbaar via de nieuwste technologie door mideel van gadgets en embed-codes, samenwerken, maken, pull- in plaats van push-medium, gebruiksvriendelijk, toegankelijk: iedereen kan deelnemen en zijn stem laten gelden, makkelijk doorzoekbaar en democratisch georganiseerd.

Eigenschappen nieuwe media:
Multimedialiteit: combinatie van woord, beeld en geluid. Nieuwe combinaties van digitale verschijningsvormen van oude media.
Virtualiteit: sociale media bieden de mogelijkheid om virtuele werelden te simuleren.
Interactiviteit: mate waarin de consument controle heeft over de informatie- en communicatiestromen.
Connectiviteit: de verschillende mediagebruikers en hun technologische hulpmiddelen zijn met elkaar verbonden.

Intermedialiteit: wisselwerking tussen verbeeldingsprincipes van twee of meer media, waardoor er nieuwe verbeeldingsprincipes ontstaan.

Sociale netwerksites: user generated content, bijv. Hyves, Facebook. Vier soorten: vriendensites, zakelijke sites, sites die mensen met een gemeenschappelijk interessepatroon aan elkaar verbinden, community’s voor bedrijven.

Zeven bouwstenen voor het sociale web: identiteit, aanwezigheid, relaties, conversaties, groepen, reputatie, delen.

Weblogs/blogs: websites waarop door bloggers regelmatig nieuwe berichten worden gepubliceerd waarop mensen vervolgens weer kunnen reageren en waarbij het nieuwste bericht bovenaan staat.
Zes typen weblogs: persoonlijke weblogs, specialinterest- of bedrijfsweblogs, gesponsorde weblogs, corporate weblogs, communicatie- of kennismanagementtool, microblogs.

Weblogs kunnen een positief effect op de reputatie van een bedrijf hebben als ze gebruikt worden als middel om met, en niet alleen naar, hun omgeving te communiceren.

Mash-up: en website die informatie en diensten van twee of meer externe databronne haalt en deze met elkaar combineert.
Vier soorten mash-ups: combineren, verzamelen, zoeken, aggregeren.

Widgets kom je vooral tegen bij social network sites. Facebook is koploper op dit gebied.

Twaalf principes van de beschaving: doel, identiteit, reputatie, beleid, communicatie, groepsvorming, omgeving, grenzen, vertrouwen, uitwisseling, uitdrukking, geschiedenis.

Internet is de belangrijkste component voor crossmedia-entertainment. Vijf soorten relevante internetactiviteiten zijn:
-          Sporen en aanwijzingen die online worden achtergelaten
-          Herstructurering van de chronologie
-          Ruimtelijke visualisatie
-          De cognitieve functie van chaotische structuren en ruimtelijke visualisaties
-          De achterhaalbaarheid van de informatie

Er zijn een aantal webgeneraties. Web 1.0 was vooral gefocust op de technologie van het web zelf. Belangrijk bij Web 2.0 is user generated content. Het grootste verschil is dat bij Web 1.0 vooral informatie werd gegeven en bij Web 2.0 is een grote mate van interactiviteit. Er wordt dus ook informatie gegeven en niet meer alleen gekregen. Alles is dynamischer. Web 3.0 wordt ook wel het semantische web genoemd en geeft betekenis aan alle dingen die er op internet te vinden zijn. Dit wordt gezien als de ideale vorm van crossmedia. Bij het semantische web moet de computer relaties kunnen leggen tussen de onderwerpen op die ene pagina en die op een willekeurige andere pagina op het web.

Samenvatting Hoofdstuk 4 Michelle

Het belangrijkste kenmerk van het nieuwe mediatijdperk is dat de consument centraal staat. Vanuit de mediawereld wordt de nieuwe rol van de consument gebruikt als onderdeel van een mediastrategie (wisdom of crowds). Wanneer er dus een strategie ontwikkeld wordt, is het belangrijk dat je precies weet wat de doelgroep beweegt en wat deze met media doet. Op basis hiervan kun je bepalen welke media je inzet en op welk moment je dit doet. Er is steeds meer sprake van een participatiecultuur, waarin mensen interactief deelnemen aan allerlei activiteiten (Henry Jenkins). Filosoof Joost Raessens onderscheidt drie kenmerken voor de mate van participatie:
- interpretatie à wisdoms of crowds
- reconfiguratie
à user generated content
- constructive
à cocreatie
Met interpretatie wordt bedoeld dat het publiek actief betrokken is bij de betekenisbepaling van een cultuuruiting. (Een onderwerp kan anders geïnterpreteerd worden dan oorspronkelijk bedoeld was). Reconfiguratie wil zeggen dat de gebruiker de mogelijkheid heeft om een bepaalde omgeving op actieve wijze vorm te geven of te configureren door te selecteren uit keuzemogelijkheden. Constructie is het toevoegen van nieuwe elementen, door bijvoorbeeld zelf nieuwe applicaties te maken of door al bestaande applicaties te remixen (cocreatie). De nieuwe participatiecultuur is gevormd aan de hand van drie trends: nieuwe gereedschappen en technologieën, er is onder de subculturen steeds meer aandacht voor de Do It Yourself-mediaproductie waarbij de consumenten zich de technologieën eigen maken om zelf content te kunnen produceren. De derde en laatste trend is economisch van aard.
In de jaren 70 was er de zogeheten ‘uses and gratifications’ benadering. Volgens deze benadering is het mediagebruik van de consument gebaseerd op individuele behoeften en verlangens. Tegenwoordig staat deze benadering weer in de aandacht. Dat komt omdat de hedendaagse consument actief en gemotiveerd is.  Door de komst van sociale media is het mogelijk een andere aanpak te gebruiken. Het surfgedrag op sociale netwerken is voor vele gebruikers een manier van ontspanning, waarbij gezelschap en contact met gelijkgestemden belangrijk zijn.
Binnen de participatiecultuur wordt de consument aangeduid met de term ‘Generatie C’. Dit is een groep, die ongeacht hun leeftijd, informatie op het internet beschikbaar stellen en privacy soms nauwelijks belangrijk lijken te vinden. Generatie C zijn de toekomstige consumenten die zich actief op het internet presenteren, controle hebben en content genereren.
Sociale media staan enorm in de belangstelling de laatste tijd. De term verwijst naar de integratie van technologie met sociale interactie met behulp van woorden, beeld en geluid. Doordat steeds meer mensen hier gebruik van maken lijkt de tijd van zenden voorbij te zijn en moeten overheden en het bedrijfsleven meer luisteren naar en samenwerken met elkaar en de consument. Waar traditionele media vooral eenrichtingsverkeer vormen van de maker naar de ontvanger, bestaan sociale media vooral door de interactie tussen mensen. Een artikel bij sociale media is nooit af omdat er continu aan gesleuteld wordt door gebruikers. Sociale media hebben een aantal eigenschappen die specifiek zijn voor nieuwe media. Nieuwe media zijn te herkennen aan multimedialiteit, virtualiteit, interactiviteit en connectiviteit. Bij sociale media is er ook een bepaalde wisselwerking, dit wordt de intermedialiteit van sociale media genoemd.
De multimedialiteit van sociale media heeft betrekking op de combinatie van woord, beeld en geluid.
Sociale media bieden ook de mogelijkheid om virtuele werelden te simuleren. Iets is virtueel als het in het echt niet bestaat, maar het lijkt alsof het wel bestaat. Een derde kenmerk van sociale media is de interactiviteit. Eenrichtingsverkeer gaat over in verkeer dat alle richtingen opgaat. Het vierde en laatste kenmerk van sociale media is de connectiviteit. Dit houdt in dat de verschillende mediagebruikers en hun technologische hulpmiddelen met elkaar verbonden zijn.
Sociale media hebben ook een bepaalde wisselwerking met elkaar, dit wordt intermedialiteit genoemd, een concept dat door mediawetenschappers wordt gebruikt om de verschillende mogelijke relaties tussen media te duiden. Het beste voorbeeld is een mash-up. Bij een mash-up combineren websites twee of meer bestaande, externe databronnen op het internet, met als resultaat nieuwe informatie, vaak gepresenteerd in een verrassende interface.
Honingraatmodel voor het sociale web:
- identiteit (mensen hebben een identiteit en kunnen elkaar binnen een systeem identificeren)
-aanwezigheid (een manier om te weten wie er online is, beschikbaar of in de buurt)
- relaties (een beschrijving van hoe mensen aan elkaar gerelateerd zijn)
- conversaties (hoe je met elkaar praat via een systeem)
- groepen (groepen binnen een internetcommunity)
-reputatie (de status van een persoon)
- delen (dingen delen die voor de betrokkene belangrijk zijn)
Je hoeft niet alle bouwstenen te gebruiken, de meeste sociale netwerken gebruiken één of twee bouwstenen.
Er wordt tegenwoordig veel samengewerkt via sociale media. Weblogs zijn ook in opkomst. Dit zijn websites waarop door bloggers regelmatig nieuwe berichten worden geplaatst waarop mensen weer kunnen reageren. Technisch verschillen weblogs niet van andere websites op het internet. Over het algemeen heeft iedere weblog een vast publiek. Er zijn verschillende factoren die de populariteit van weblogs verklaren (blz 122). Er zijn zes verschillende soorten weblogs: persoonlijke, specialinterest (of bedrijfs), gesponsorde, corporate, communicatie (of kennismangementtool) en microblogs. Sommige bedrijven zetten een weblog in als virale marketing: ze beginnen een weblog zonder te zeggen dat zij erachter zitten. Vervolgens doen ze er alles aan dit weblog zo onafhankelijk mogelijk te laten overkomen, terwijl ondertussen de kwaliteiten van het nieuwe product worden aangeprezen.
Er zijn vier verschillende soorten mash-ups: combineren, verzamelen, zoeken en aggregeren.
Widgets of gadgets zijn vooral veel te vinden op social netwerksites. Widgetmarketing drijft mee op een ontwikkeling waaraan zowel consumenten als marketeers een hoop lol beleven. Widgets brengen marketeers en consumenten bij elkaar. Dit komt mede doordat consumenten widgets vrijwillig gebruiken en verder verspreiden zonder dat deze hun ongedrongen worden door marketeers.

zondag 3 oktober 2010

Stelling week 4 Raymond

Over 5 jaar bestaat er geen verschil meer tussen crossmediale concepten en sociale media: een succesvol crossmediaal concept is dan alleen nog te realiseren op basis van een effectieve social media-strategie.


Ik ben het hier niet mee eens. Ik denk dat dat sociale media een onderdeel blijft van een crossmediaal concept. Sociale media kan ingezet worden als middel, maar als het echt als uitgangspunt wordt genomen zal dit niet werken denk ik. De essentie van sociale media is dat met aanwezig is op het moment dat er gebruik gemaakt wordt van sociale media. Als men de sociale media als uitgangspunt wilt nemen, zou de doelgroep op het moment dat de producent iets kenbaar wilt maken, aanwezig moeten zijn. En dat is niet het geval. 


Ik denk wel dat sociale media een grotere invloed zal krijgen omdat er over een aantal jaar meer duidelijkheid zal zijn van de invloed van sociaal media.

Samenvatting wk 4 Raymond

De huidige cultuur bestaat uit mensen interactief deelnemen aan allerlei activiteiten in de samenleving. De consument heeft eigenlijk de controle van de media overgenomen. Er zijn drie kenmerken om deze deelname te onderscheiden.
Met interpretatie wordt bedoeld dat sommige concepten anders opgevat worden dan bedoeld was. Reconfiguratie betekent dat een gebruiker de mogelijkheid heeft om de omgeving waarin hij zich bevindt te veranderen. De laatste term is cocreatie en daarmee wordt bedoeld dat de gebruiker is staat is nieuwe toepassingen zelf te maken.
De trend van dit moment is dat een men toe is aan individuele behoeften. Het internet voldoet aan deze eis en als je als producent een goede strategie kiest, is een- op- eencontact mogelijk met de doelgroep.  Daarbij is het belangrijk dat je als producent genoeg informatie verspreidt, zodat de doelgroep op de site komt en blijft.
De generatie C zijn de mensen die hun gegevens op het internet zetten zonder dat zij zich druk lijken te maken om hun privacy. De mensen willen sociaal zijn op het internet met de voorwaarde dat die informatie makkelijk te delen is. Doordat deze generatie informatie makkelijk deelt enbeschikbaar maakt, lijkt deze vorm van communicatie op mond-tot-mondreclame.
Doordat een groot deel van de mensen gebruik maakt van internet en er laagdrempeligheid is van de sociale interactie, is het handig voor de omliggende omgeving om te realiseren dat zij zich daar ook op moeten aanpassen. Het is handig om sociale media indirect in te zetten. Zo kan je als bedrijf een gadget maken die voor communicatie zorgt. Zo maakt je reclame zonder dat mensen zich daar aan storen.
De nieuwe media zijn te herkennen aan een aantal zaken, namelijk multimedialiteit, virtualiteit, interactiviteit en connectiviteit.
Multimediateit is de combinatie van beeld, geluid en woord. Dit is de digitale versie van de oude media. Op deze manier worden verschillende boodschappen tegelijkertijd uitgezonden en daardoor kan de media beter op elkaar afgestemd worden.
Virtualiteit betekent dat het nu mogelijk is om vituele werelden te creeeren. Sociale netwerken en virtuele werelden zijn hier voorbeelden van.
Interactiviteit is dat de gebruiker elk moment invloed kan uitoefenen op de omgeving.
Connectiviteit is dat de verschillende gebruikers en hun hulpmiddelen allemaal met elkaar verbonden zijn. Dit kan hardware’ zijn maar ook dat er op internet constant informatie met elkaar gedeeld wordt.
Tot slot hebben sociale media een bepaalde wisselwerking met elkaar. Een voorbeeld hiervan zijn mash-up, op hetzelfde moment kan je verschillende toepassingen doen.
Aansluitend op sociale media zijn er ook netwerk sites. Er zijn verschillende netwerk sites voor verschillende mensen. Ook normale sites worden netwerk sites. Op youtube kan je ook een eigen account maken en dat delen met mensen. Er zijn 4 soorten netwerksites namelijk vriendensites, zakelijke sites, sites die mensen met dezelfde interesse met elkaar verbinden en communities voor bedrijven.
Er zijn zeven zaken waaraan een netwerksite kan voldoen namelijk identiteit, aanwezigheid, relaties, conversaties, groepen, reputaties en delen.
Met identiteit word bedoeld dat iedereen een eigen identiteit heeft, bij aanwezigheid is het zo dat er gekeken kan worden of iemand op dit moment aanwezig is, met relaties wordt bedoeld dat er gekeken kan worden hoe mensen met elkaar een bepaalde relatie hebben, via conversaties kan men met elkaar praten, ook zijn er groepen aanwezig  binnen een community, met bouwt een bepaalde reputatie op en men kan dingen delen via deze sites. Het is niet zo dat bij elke netwerksite alle zeven de zaken aanwezig moeten zijn.
Ook weblogs zijn erg belangrijk deze tijd. Dat zijn verhalen die mensen hebben geschreven waarop gereageerd kan worden. De mensen die de weblog maken zijn vaak onafhankelijk. Wat ook opvallend is, is dat er op weblogs vaak verwezen wordt naar andere sites. Er zijn zes verschillende weblogs.
Persoonlijke weblogs bestaat uit het mening geven die anderen vervolgens kunnen lezen.
Een specialinterest- of bedrijfsweblog houdt zich bezig met de actualiteit en onthullingen. De mensen die dit typen zijn vaak experts en hebben een vast publiek.
Gesponsorde weblogs zijn weblogs waarin vaak een journalist op de actualiteit kan inspelen.
Corporate weblogs zijn weblogs van medewerkers voor medewerkers.
Ook worden weblogs gebruikt als communicatie binnen bedrijven.
Microblogs zijn weblogs met korte updates
Mash-ups zijn websites waarop verschillende informatie tegelijkertijd te vinden is. Er zijn vier vormen van. Bij combineren worden verschillende typen gegevens met elkaar gecombineerd, met verzamelen worden verschillende bronnen samengevoegd met elkaar, met zoeken worden verschillende stukken informatie bij elkaar gevoegd na een zoekopdracht en met aggregeren worden gegevens uit een aantal bronnen met elkaar samengevoegd. 

donderdag 30 september 2010

Stelling week 3 Denise

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Ik ben het niet eens met deze stelling. Een autonome/transmediale conceptaanpak wordt vooral gekenmerkt doordat er van het ene medium naar het andere medium wordt gegaan. Elk medium vult het andere weer aan door middel van de specifieke kwaliteiten van het medium. Deze aanpak werkt vaak bij films (hierbij worden games en bordspellen gemaakt), er onstaat een game- community.

Bij afhankelijke/geintegreerde conceptaanpak is de media als het ware met elkaar versmolten. Hierbij kun je meerdere doelstellingen binnen een communicatiedoelstelling behalen.Bijvoorbeeld bij het televisieprogramma X- factor wordt hier gebruik van gemaakt. Er is een wisselwerking tussen televisie en de telefoon.

Het ligt hierbij wel aan de communicatiedoelstelling en welke doelgroep je wilt bereiken, dus een afhankelijke/geintergreede conceptaanpak hoeft niet per definitie effectiever te zijn dan een autonome/transmediale aanpak.

Stelling week 3 Meandra

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Ik ben het niet eens met deze stelling. Bij marketingcommunicatie wil je een product of dienst verkopen. Hierbij is het niet zo dat je altijd maar één doelgroep wilt bereiken. Wanneer je gebruik maakt van het afhankelijk concept dan is er wel maar één doelgroep. Terwijl bij een autonome aanpak meerdere doelgroepen bereikt worden. Als je dus meerdere doelgroepen wilt bereiken kun je beter kiezen voor een autonome aanpak.

Is het je doel om meerdere doelstelling te behalen dan kun je beter gebruik maken van het afhankelijk concept. Alle afzonderlijke media vullen elkaar dan helemaal aan. 

woensdag 29 september 2010

Stelling week 3 Michelle

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.

Ik ben het niet eens met de stelling. In dit geval gaat het dus om marketingcommunicatie (reclame maken voor product/merk, populairder maken etc.). Wanneer je kiest voor een afhankelijke conceptaanpak, betekent dit dat er verschillende media zijn die elk afhankelijk zijn van elkaar. Consumenten worden dus als het ware gedwongen om van verschillende media gebruik te maken om het gehele concept te begrijpen. Dit wil niet per definitie betekenen dat het een de marketingcommunicatie effectiever maakt. Als consumenten het verwarrend of vervelend vinden om verschillende media te moeten gebruiken, zal het leiden tot geen of een klein succes.

Stelling week 3 Raymond

Voor marketingcommunicatie en reclame is een afhankelijke / geïntegreerde conceptaanpak effectiever dan een autonome / transmediale aanpak.


Ik ben het niet met deze stelling eens. Het is niet zo per definitie dat een aanpak beter is dan de andere, het hangt heel erg van de doelstelling af


Ten eerste is het belangrijk om te weten wat de doelstelling is. Als het de doelstelling is om in een korte periode bijvoorbeeld Harry Potter populair te maken zal een afhankelijke geintegreerde aanpak het beste zijn. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten media dus waar je ook bent, Harry Potter is overal te zien.


Stel dat de doelstelling is om over meerdere jaren Harry Potter tot icoon te maken is het misschien handiger voor een autonome aanpak. Met deze aanpak kan je elke keer iets nieuws toevoegen. Elk jaar een nieuw spel of een nieuwe game verlengd ook de tijd waarin de doelstelling behaald kan worden. Bij een afhankelijk concept kan het zijn dat het na een tijdje saai wordt er geen nieuwe dingen toegevoegd worden. 

Samenvatting wk 3 Raymond

In een crossmediaal concept kan het gebruik van tekens/kanalen drie verschillende relaties met elkaar hebben namelijk overeenkomstig, verwijzend en esthetisch.
Overeenkomstig
Overeenkomstig houdt in dat de verschillende kanalen met elkaar overeenkomen. Zo is het bijvoorbeeld dat het geluid van een tv-commercial als radio-commercial gebruikt wordt. Dit is ook logisch omdat de doelgroep herkent dat deze commercials van een zender zijn.
Verwijzend
Hiermee wordt bedoeld dat in het ene kanaal verwezen wordt naar het andere kanaal. Een voorbeeld is de tv serie Spangas waar na de tv uitzending verwezen wordt naar de website waar de uitzending als het ware doorgaat. Het is belangrijk dat de informatie waarnaar verwezen wordt, anders is dan de oorspronkelijk info. Anders heeft het geen zin om daar naar te verwijzen. Het moet echt iets nieuws toevoegen.
Een belangrijke reden waarom dit gedaan wordt is om geld te verdienen. Zo kan er bijvoorbeeld reclame verlengd worden.
Esthetisch
Hiermee wordt bedoeld dat de uitingen een soort van gevoel te weeg brengen. Het is de bedoeling om een bepaalde merk een gevoel op te wekken die voor iedereen hetzelfde is. Elke media-uiting is anders en toch wekt het hetzelfde gevoel op.
Er zijn drie drijfveren voor het inzetten van een crossmediaal concept namelijk de technologische, economische en de culture ontwikkelingen.
Technologisch
Het gaat hier om de drijfveer om nieuwe kanalen te gebruiken. Er komen steeds meer nieuwe kanalen bij die gebruikt kunnen worden. Daarbij is het belangrijk om te realiseren wat het doel is van de inhoud en hoe dit aansluit op de wensen van de doelgroep
Economisch
Het idee hierachter is dat door inzet van crossmedia de omzet van een product verhoogt kan worden. Door te verwijzen naar een online shop kan het zijn dat er sneller producten besteld worden waardoor de omzet dus stijgt.
Cultureel
Door de omgeving waarin met leeft, heeft met behoefte aan nieuwe manieren van mediagebruik.  Men wilt zelf kiezen welke instrumenten zij gebruiken.  Er zijn drie verschuivingen die plaatsvinden bij het mediagebruik. De dominantie van media veranderd. Internet is nu belangrijker dan televisie. Ook is de rol van bepaalde media veranderd ten opzichte van vroeger. De commerciële omroepen spelen een grotere rol dan eerst bijvoorbeeld. Tot slot is het zo dat elke generatie nieuw mediagedrag heeft. Op dit moment wordt er veel van het internet gebruik gemaakt terwijl er vroeger veel nieuws uit de krant gehaald werd.
Vervolgens kan het crossmediaal concept in twee vormen onderverdeeld worden. Het transmediaal concept betekent dat een verhaal over verschillende media verspreid wordt. Zo zijn er over een verhaal bijvoorbeeld boeken, films en games die wel met elkaar met te maken hebben maar niet achter elkaar opvolgen. Dit vergroot de doelgroep van het verhaal. Er zijn namelijk mensen die minder van lezen houden dus ze kijken een film.
Het afhankelijke geïntegreerde concept houdt in dat elke ingezette media met elkaar versmolten zijn. Dat betekent dat elk medium een toevoeging is op de andere en zij samen een verhaal vormen. Als er een medium mist, mist er ook een gedeelte van het verhaal. Sturing geven aan het steeds omschakelen van medium heet cross-over. 

Samenvatting hoofdstuk 3 Denise

Crossmediale conceptvormen
Om een goed crossmediaal concept te kunnen ontwikkelen moet je weten hoe de markt in elkaar zit en wat het speelveld inhoudt. Conceptontwikkeling is het uitwerken van een thema, verhaal of idee dat tot de verbeelding spreekt. Het kan worden vergeleken met een verhaal, via verschillende media wordt dit verhaal verteld. Crossmediale concepten vereisen een hoge mate van creativiteit en originaliteit om de consument te bewegen van het ene medium over te gaan naar het andere.

Hierbij moet je rekening houden met de speerpunten; storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie. Wat is relatie tussen de verschillende content? Hoe verhoudt de content zich tot elkaar?
Iconische relatie: Volgens Van Vliet is er sprake van iconische relatie wanneer de content over verschillende kanalen een grote gelijkenis vertoont. Een voorbeeld hiervan is een televisiecommercial waarvan het geluid op de radio wordt uitgezonden. De meeste concepten zijn iconisch van aard.
Indexicale relatie:Dit zijn content die verwijzend zij van aard. Voorbeelden zijn krantenadverenties of televisiespotjes die verwijzen naar het internet. Dit heeft te maken met verdienmodellen, door over te schakelen naar een ander kanaal kunnen inkomsten gegenereerd worden.
Symbolische relatie: Van Vliet gaat er hierbij van uit dat de verschillende media- uitingen niet alleen naar elkaar verwijzen, maar ook appelleren aan een waarde die uitstijft boven de individuele uitingen. Voorbeeld Harry Potter; er is een boek, een film, een game en merchandise. Afzondelijk heeft elk medium een eigen waarde, maar de combinatie met andere media voegt daadwerkelijk iets toe aan de totaalbeleving.
Technologische drijfveren
Een technologische drijfveer voor crossmedia is de mogelijkheid tot het gebruik van verschillende nieuwe distributie kanalen.
Economische drijfveren, de doelgroep wordt via meerdere kanalen benaderd. Hierdoor wordt het bereik groter.
Culturele drijfveren voor crossmedia zijn nieuwe behoeften, een nieuwe levensstijl, nieuwe manieren van mediagebruik en een andere mediadagbesteding. Internet wordt belangrijker dan televisie.
Bij het crossmediale concept worden twee vormen onderscheiden: het transmediale (autonome) en het geïntegreerde (afhankelijke) concept.
Het autonome concept: Dit concept gaat uit van de gedachte dat een verhaal of merk geremedieerd en vervolgens verspreid wordt over verschillende media. De ingezette media staan geheel op zich zelf. Bijvoorbeeld het verfilmen van boeken. De gebruiker is geheel vrij in zijn keuze en kiest die media die het beste bij hem passen.
Het afhankelijke (geïntegreerde concept), dit is een ontwerp van een formaat waarbij de ingezette media gedeeltelijk of volledig met elkaar versmolten zijn. De eigenschappen van de afzonderlijke media vullen elkaar aan. Je kunt hierbij meerdere doelstellingen binnen één communicatiedoelstelling halen.

zondag 26 september 2010

Samenvatting Hoofdstuk 3 Meandra

Samenvatting Hoofdstuk 3 Crossmediale conceptvormen

Om een goed crossmediaal concept te kunnen ontwikkelen moet je weten hoe de markt in elkaar zit en wat het speelveld inhoudt. Als het concept niet goed is zullen consumenten het niet kopen.
Conceptontwikkeling is het uitwerken van een thema, verhaal of idee dat tot de verbeelding spreekt. Het vervult een behoefte. Bij conceptontwikkeling moet je rekening houden met de speerpunten uit hoofdstuk 2: storytelling, mediumspecificiteit, usability, relevantie en cocreatie.

Drie verschillende tekens in relaties (Charles Peirce):
·         Iconen die een gelijkenisrelatie vertonen (overeenkomstig)
·         Indexiacale tekens die naar iets verwijzen (verwijzend)
·         Symbolen: tekens die op een conventionele overeenkomst berusten (esthetisch)

Deze verschillende tekens geven weer een beeld van de manieren waarop crossmediastrategie ingezet kan worden.

Een iconische relatie: content over verschillende kanalen vertoont een grote gelijkenis. Bijvoorbeeld televisiecommercial waarvan het geluid op de radio wordt uitgezonden.
Een indexicale relatie: Bijvoorbeeld televisiespotjes of krantenadvertenties die verwijzen naar het internet. Het is belangrijk dat de content waarnaar verwezen wordt anders is of anders aangeboden wordt dan bij het verwijzende medium.
Een symbolische relatie: verschillende media verwijzen niet alleen naar elkaar, maar appelleren aan een waarde die uitstijgt boven de individuele uitingen.

Er zijn drie drijfveren van crossmedia: technologische, economische en culturele. Door de ontwikkelingen op deze gebieden verandert het medialandschap en het is belangrijk je daarvan bewust te zijn.

Technologische drijfveren: de mogelijkheid tot het gebruik van verschillende nieuwe distributiekanalen, waarbij je nadrukkelijk ook de andere elementen moet betrekken die bij crossmedia een rol spelen.
Convergentie houdt in dat verschillende technologieën en/of marktpartijen naar elkaar toe groeien.
Economische drijfveren: crossmediaontwikkelingen hebben vooral een economisch karakter, want als je een product via verschillende media uitrolt, kun je de klanten op allerhande manieren van dienst zijn.
Culturele drijfveren: Nieuwe behoeften, levensstijl en nieuwe manieren van mediagebruik en andere mediadagbesteding. Consumenten nemen zo hun lot in eigen handen en creëren empowerment.
Drie soorten verschuivingen: tussen media onderling, gebruik van bepaalde media, elke nieuwe generatie ontwikkelt weer een nieuw mediagedrag.

Twee soorten crossmediaconcepten:
Het autonome 'transmediale' concept
Verhaal of merk dat verspreid wordt over verschillende media. De ingezette media staan geheel op zichzelf. Deze autonome media kunnen verschillende doelgroepen aantrekken. Vier deeleffecten voor multimediasynergie: bereikeffect, herhalingseffect, complementair effect, voorwaartse en achterwaartse overdrachtseffecten.
Fancultuur: fans organiseren conventies en gaan verkleed enz. Bijvoorbeeld Star trek.
Cocreatie: Fans bedenken zelf nieuwe verhalen, ideeën en films.
Entertainmentsupersysteem: concepten, een figuur, groep figuren die ontwikkeld zijn voor een bepaalde doelgroep en later grote commerciële successen worden voor verschillende doelgroepen. Bijvoorbeeld Pokémon, Batman en Oprah (echt persoon kan dus ook). Een supersysteem is cultuur-, generatie- en leeftijdoverschrijdend.

Het afhankelijk ‘geïntegreerde’ concept
Ingezette media zijn met elkaar versmolten. Er kunnen meerdere doelstellingen binnen één communicatiedoelstelling behaald worden. De eigenschappen van afzonderlijke media vullen elkaar aan en zijn dus complementair. Er is een homogene doelgroep.
Pervasive game: interactief spel waarbij voor het totaalplaatje meerder aangeboden media nodig zijn. Ze vervagen de grens tussen spel en realiteit en het spel gaat continue door. Het spel omgeeft de speler altijd en overal en de speler is zelf de hoofdrolspeler. Bijvoorbeeld de Nokia Game.
Cross over: de maker probeert sturing te geven om over te schakelen van het ene medium naar het andere.  Binnen het geïntegreerde concept is dit noodzakelijk.